7978. En zij bakten het deeg dat zij uit Egypte hadden meegebracht, ongezuurde koeken; dat dit betekent dat uit het ware vanuit het goede opnieuw het goede werd voortgebracht, waarin niets van het valse was, staat vast uit de betekenis van bakken, wanneer het wordt gezegd van het ware van het goede, dat wordt aangeduid met het deeg, dus voortbrengingen; uit de betekenis van het deeg, te weten het ware van het goede, nr. 7966; en uit de betekenis van de ongezuurde koeken, namelijk het goede waarin niets van het valse is; dat het ongezuurde de zaken zijn die zonder het valse zijn, zie de nrs. 2342, 7906.

Dat dit de tweede staat is van het ware uit het goede, waarin zij waren toen zij bevrijd waren, zie de nrs. 7966, 7972.

Dat de koeken de goede dingen zijn, komt omdat zij brood zijn en brood in de innerlijke zin is het goede van de liefde, waarover de nrs. 276, 680, 2165, 2177, 3464, 3478, 3735, 3813, 4211, 4217, 4735, 4976, 5015; maar het brood van de koeken wordt hierin onderscheiden van het gewone brood, dat met het brood van de koeken het goede van de liefde jegens de naaste wordt aangeduid, dus het geestelijk goede en met het gewone brood het goede van de liefde tot de Heer wordt aangeduid, dus het hemels goede.

Dit geestelijk goede werd aangeduid met het spijsoffer, dat met het slachtoffer op het altaar werd geofferd en verbrand; het spijsoffer immers werd gebakken tot koeken en tot vlaaien, zoals kan vaststaan uit (Exodus 29:2,3,23,24,37; Leviticus 2:2; 6:13,14; Numeri 6:15,19; 15:18-21).

Iets eenders werd aangeduid met de twaalf toonbroden, die ook tot koeken werden gebakken, waarover bij Mozes: ‘Gij zult meelbloem nemen en die bakken tot twaalf koeken; van twee tienden zal één koek zijn; en gij zult ze in twee rijen leggen, zes in een rij, op de reine tafel, voor Jehovah; en op de rij zult gij zuivere wierook geven en het zal zijn tot broden ter gedachtenis, een vuuroffer voor Jehovah’, (Leviticus 24:5-9).

Hieruit kan vaststaan, dat de broden het heilige betekenden, want anders zou zoiets nooit geboden zijn; en omdat zij het heilige betekenden, worden zij ook de heiligheid der heiligheden genoemd, zie vers 9; maar door deze broden werd het goede van de hemelse liefde aangeduid en daarmee dat zij gebakken werden tot koeken, werden de goedheden van de geestelijke liefde aangeduid.

Hieruit en uit hetgeen hiervoor is aangevoerd, kan vaststaan dat iets eenders onder het brood in het Heilig Avondmaal wordt verstaan.

5015. Hij is tot mij gekomen om met mij te liggen; dat dit betekent dat dit, namelijk het geestelijk natuurlijk ware, zich wilde verbinden, staat vast uit de betekenis van komen, namelijk hier willen, want wie met een opzet komt, die wil; en uit de betekenis van liggen, namelijk verbinden, nrs. 4989, 5001, 5007.