33
En wanneer een vreemdeling bij u in uw land als vreemdeling verkeren zal, gij zult hem niet verdrukken.
33
En wanneer een vreemdeling bij u in uw land als vreemdeling verkeren zal, gij zult hem niet verdrukken.
8909. vers 14. Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten echtgenote en zijn dienstknecht en zijn dienstmaagd en zijn os en zijn ezel en al wat uw naaste heeft, betekent dat men zich moet wachten voor de liefde van zich en van de wereld en dus dat de boosheden die zijn bevat in de voorafgaande geboden niet van de wil worden en zo uitbreken.