27
Gij zult de hoeken uws hoofds niet rond afscheren; ook zult gij de hoeken uws baards niet verderven.
27
Gij zult de hoeken uws hoofds niet rond afscheren; ook zult gij de hoeken uws baards niet verderven.
8909. vers 14. Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten echtgenote en zijn dienstknecht en zijn dienstmaagd en zijn os en zijn ezel en al wat uw naaste heeft, betekent dat men zich moet wachten voor de liefde van zich en van de wereld en dus dat de boosheden die zijn bevat in de voorafgaande geboden niet van de wil worden en zo uitbreken.