Bible

 

Leviticus 19:21

Studie

       

21 En hij zal zijn schuldoffer den HEERE aan de deur van de tent der samenkomst brengen, een ram ten schuldoffer.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2187

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2187. Dat de woorden ‘en zij aten’ de gemeenschap op deze wijze betekenen, kan blijken uit de betekenis van eten, namelijk gemeenschap hebben en verder verbonden worden, hetgeen ook uit het Woord duidelijk blijkt; dat Aharon zijn zonen, de levieten, en verder ook het volk in de heilige plaats de geheiligde dingen van de slachtoffers zouden eten, betekende niets anders dan gemeenschap, verbinding en toe-eigening, zoals gezegd is in vers, (Leviticus 6:16, 17 en eerder in nr. 2177); want het was een hemelse en geestelijke spijs, welke door de geheiligde dingen die zij aten, werd aangeduid, dus de toe-eigening ervan; de geheiligde dingen waren van de slachtoffers datgene wat niet verbrand werd op het altaar en gegeten werd òf door de priesters òf door het volk dat offerde, zoals uit vele plaatsen kan blijken, waar over de slachtoffers wordt gehandeld. De offers die door de priesters werden gegeten, zie: (Exodus 29:32, 33; Leviticus 6:16, 26; 7:6, 15, 16, 18; 8:31; 10:12, 13; Numeri 18:9-11, en die welke door het volk gegeten werden, (Leviticus 19:5, 6; Deuteronomium 12:27; 27:7) en elders; en dat de onreinen daarvan niet eten zouden, (Leviticus 7:19-21; 22:4-7;

deze maaltijden werden in de heilige plaats gehouden, naast het altaar of aan de deur of in de voorhof van de tent; en zij betekenden ook niets anders dan de gemeenschap, de verbinding en de toe-eigening van hemelse goedheden, want daarmee werd de hemelse spijs uitgebeeld; wat hemelse spijs is, zie men in de nrs. 56, 57, 58, 680, 681, 1480, 1695;

en al deze dingen werden brood genoemd, en wat daarmee werd aangeduid, zie men in nr. 2165. Iets dergelijks werd daarmee uitgebeeld, dat Aharon en zijn zonen de toonbroden of de broden der aangezichten in de heilige plaats zouden eten, (Leviticus 24:9);

de voor de Nazireeër gegeven wet, dat hij van alles, wat van de druif komt, waarvan de wijn afstamt, van de kernen af tot het vel toe, in de dagen van zijn nazireeërschap, niet zou eten, (Numeri 6:4) vond hierin zijn oorzaak, dat de Nazireeër de hemelse mens uitbeeldde, en de hemelse mens van dien aard is, dat hij de geestelijke dingen zelfs niet eens wil noemen, zoals men ziet in het eerste deel, nrs. 202, 337, 880 aan het einde en 1647, en daar de wijn en de druif, en verder alles, wat uit de druif komt, het geestelijke betekende, was het daarom aan de Nazireeër verboden daarvan te eten, dat wil zeggen, gemeenschap daarmee te hebben, zich daarmee te verbinden en het zich toe te eigenen. Iets dergelijks wordt onder eten verstaan bij Jesaja:

‘Alle gij dorstigen, gaat tot de wateren, en wie geen zilver heeft, gaat, koopt, en eet; en gaat, koopt, zonder zilver, en zonder prijs, wijn en melk; waarom weegt gijlieden zilver uit voor hetgeen geen brood is, en arbeidt voor hetgeen niet verzadigt; horende hoort naar Mij en eet het goede en uw ziel zal zich in het vet verlustigen’, (Jesaja 55:1, 2);

en verder ook hetgeen staat bij Johannes:

‘Die overwint, Ik zal hem geven te eten van de boom des levens, die in het midden van het paradijs van God is’, (Openbaring 2:7). De boom des levens is het hemelse zelf en in de hoogste zin de Heer zelf, daar van Hem al het hemelse, dat wil zeggen, alle liefde en naastenliefde komt; zo is dus het eten van de boom des levens hetzelfde als de Heer nuttigen; en de Heer nuttigen is begiftigd worden met liefde en naastenliefde, dus met de dingen die tot het hemelse leven behoren; zoals de Heer zelf zegt bij Johannes:

‘Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neerdaalt, zo iemand van dit brood eet, die zal in der eeuwigheid leven; die Mij eet, diegene zal leven door Mij’, (Johannes 6:51, 57). ‘Maar zij zeiden: Deze rede is hard; maar Jezus zei: De woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven’, (Johannes 6:60, 63);

hieruit blijkt wat onder eten wordt verstaan in het Heilig Avondmaal, (Mattheüs 26:26, 27, 28; Markus 14:22, 23; Lukas 22:19, 20) namelijk gemeenschap hebben, verbonden worden en zich toe-eigenen. Hieruit blijkt ook, wat verstaan wordt onder hetgeen de Heer zei:

‘Dat velen zullen komen van oosten en westen en zullen met Abraham, Izaäk en Jakob aanzitten’, (Mattheüs 8:11);

niet dat zij met hen in het rijk van God zullen eten, maar dat zij de hemelse goedheden zullen genieten, welke door Abraham, Izaäk en Jakob worden aangeduid, namelijk de hemelse dingen van de liefde, zowel de binnenste, die Abraham zijn, als de lagere die het midden houden, als die van het redelijke, die Izaäk zijn, en de nog lagere, die de natuurlijke hemelse dingen zijn, zoals die in de eerste hemel zijn, welke onder Jakob worden verstaan. Dit behoort tot de innerlijke zin van deze woorden; dat dit Abraham, Izaäk en Jakob is, zie men in nr. 1893 en overal elders, waar over hen wordt gehandeld; want of men zegt ‘deze hemelse dingen genieten’, dan wel of men zegt ‘de Heer genieten’, die door deze dingen wordt uitgebeeld, is hetzelfde, want van de Heer zijn al deze dingen, en de Heer is alles in alles wat tot deze dingen behoort.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 59

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

59. Dat hier alleen het moeskruid en het groene kruid genoemd wordt dat de natuurlijke mens tot spijs strekt, vindt zijn reden hierin: terwijl de mens wordt wedergeboren en geestelijk wordt, is hij voortdurend in strijd, dit is waarom de Kerk van de Heer een strijdende kerk genoemd wordt. Aanvankelijk toch waren de lusten overheersend, want de gehele mens is uit louter lusten en daaruit voortvloeiende valsheden samengesteld. Wanneer hij wordt wedergeboren, kunnen zijn lusten en valsheden niet direct opgeheven worden, want dat zou gelijk staan met de mens geheel te vernietigen; hij heeft zichzelf immers geen ander leven verworven. Daarom worden kwade geesten voor lange tijd bij hem gelaten, om zijn lusten op te wekken, zodat deze op ontelbare wijzen kunnen worden verzwakt, en wel zodanig, dat zij door de Heer tot iets goeds gebogen kunnen worden, en de mens dan dus kan worden hervormd. De kwade geesten die de felste haat koesteren tegen alles wat goed en waar is, dat is tegen alles wat behoort tot de liefde en het geloof in de Heer – en deze alleen zijn goed en waar, omdat zij het eeuwige leven in zich hebben – deze kwade geesten laten tijdens die worsteling de mens geen andere spijs dan hetgeen vergeleken wordt met moeskruid en groen kruid. De Heer echter geeft hem ook spijs, die vergeleken wordt met het zaadzaaiende kruid, en met geboomte waarin vrucht is, en dit is rust en vrede, met hun vreugde en geluk; dit gebeurt bij tussenpozen. Als de Heer de mens niet beschermen zou ieder ogenblik, en zelfs in elk kleinste ogenblik, zou hij onmiddellijk te gronde gaan, want er heerst in de wereld van de geesten zo’n dodelijke haat jegens alles wat met de liefde tot en het geloof in de Heer samenhangt, dat het niet beschreven kan worden. Dat dit zo is, kan ik - Emanuel Swedenborg - met stelligheid verzekeren, daar ik nu sinds verscheidene jaren, ook al was ik in het lichaam, met geesten in het andere leven geweest ben, door kwade geesten omgeven, ja zelfs door de allerslechtsten en soms door duizenden, aan wie het was toegestaan om hun gif uit te spuwen en mij op alle mogelijke wijzen aan te vallen. Maar toch konden zij mij niet in het minst een haar krenken, zó werd ik door de Heer beschermd. Door de ondervinding van zoveel jaren ben ik volkomen onderricht over de wereld van de geesten, hoedanig zij is, alsmede over de strijd welke zij, die wedergeboren worden, noodzakelijk moeten ondergaan, willen zij het geluk van het eeuwige leven verwerven. Maar omdat niemand uit een algemene beschrijving zo onderricht kan worden, dat hij gelooft zonder twijfel, zullen in de volgende bladzijden, door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, de bijzonderheden hiervan besproken worden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl