Bible

 

Leviticus 15:32

Studie

       

32 Dit is de wet desgenen, die den vloed heeft, en van wien het zaad der bijligging uitgaat; zodat hij daardoor onrein wordt;

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9938

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9938. Welke zullen heiligen de zonen Israëls ten aanzien van al de gaven van hun heilige dingen; dat dit betekent de erediensten die uitbeeldend zijn voor de verwijdering van de zonden, staat vast uit de betekenis van de gaven of de geschenken, die voornamelijk de brandoffers, de slachtoffers en de spijsoffers waren bij de Israëlitische en de Joods natie, namelijk de innerlijke dingen van de eredienst, want die werden uitgebeeld.

De innerlijke dingen van de eredienst zijn de dingen die van de liefde en van het geloof zijn en vandaar de vergevingen van de zonden. Dat wil zeggen de verwijderingen ervan, aangezien door het geloof en de liefde uit de Heer de zonden worden verwijderd.

Voor zoveel als immers het goede van de liefde en van het geloof binnentreedt, of wat hetzelfde is, voor zoveel als de hemel binnentreedt, worden de zonden verwijderd, dat wil zeggen, wordt de hel verwijderd, zowel die in de mens is, als die buiten hem is.

Daaruit blijkt, wat er onder de gaven die zij heiligden, dat wil zeggen, offerden, wordt verstaan.

Dat de gaven heilig werden genoemd en dat die geven of offeren heiligen werd genoemd, was omdat die de heilige dingen uitbeeldden; zij werden immers geofferd voor de verzoeningen, dus voor de verwijderingen van de zonden, wat plaatsvindt door het geloof in en de liefde tot de Heer uit de Heer.

Er wordt van de gaven en de geschenken gezegd dat zij aan Jehovah werden opgedragen, hoewel Jehovah, dat wil zeggen, de Heer, geen gaven of geschenken aanneemt, maar aan eenieder om niet geeft; niettemin wil Hij, dat zij uit de mens komen als vanuit hemzelf, als hij slechts erkent dat zij niet uit hemzelf zijn maar uit de Heer.

De Heer geeft immers de aandoening van het goede te doen uit de liefde en de aandoening van het ware te spreken vanuit het geloof; maar de aandoening zelf vloeit uit de Heer in en verschijnt zoals in de mens, dus zoals uit de mens; want alles wat de mens doet uit de aandoening die van de liefde is, doet hij uit het leven, want de liefde is het leven van eenieder.

Daaruit blijkt, dat de dingen die gaven en geschenken worden genoemd, en die worden aangeboden aan de Heer door de mens en dat zij gaven en geschenken worden genoemd, is vanwege de schijn.

Deze schijn zien ook alle wijzen van hart, maar niet zozeer de eenvoudigen, toch zijn de gaven en de geschenken van dezen aangenaam, voor zoveel als zij plaatsvinden uit onwetendheid waarin onschuld is.

De onschuld is het goede van de liefde tot de Heer en zij woont in de onwetendheid, vooral bij de wijzen van hart, want zij die wijs van hart zijn, weten en doorvatten, dat niets van wijsheid in hen is vanuit henzelf, maar dat alle van de wijsheid is uit de Heer, dat wil zeggen, alles van het goede dat van de liefde is en alles van het ware dat van het geloof is en zo dat zij toch bij de wijzen in de onwetendheid woont.

Daaruit blijkt dat de erkenning van deze zaak en vooral de doorvatting ervan, de onschuld van de wijsheid is.

De gaven die in de Joodse Kerk werden aangeboden, die voornamelijk brandoffers, slachtoffers en spijsoffers waren, werden ook verzoeningen van de zonden genoemd, want ter wille van de vergevingen ervan, dat wil zeggen, ter wille van de verwijderingen ervan, werden zij aangeboden.

Zij die van de Kerk waren, geloofden ook dat de zonden zo vergeven waren, ja zelfs geheel en al waren weggenomen, want er wordt gezegd dat hun, nadat zij ze hebben opgedragen, zullen worden vergeven, zie (Leviticus 4:26,31,35; 5:6,10,13,16,18; 6:7; 9:7; 15:15,30); maar die wisten niet dat hun geschenken de innerlijke dingen uitbeeldden, dus zulke dingen die door de mens gebeuren uit de liefde en uit het geloof, die uit de Heer zijn en dat deze dingen het zijn die verzoenen, dat wil zeggen, de zonden verwijderen; en dat zij, wanneer zij zijn verwijderd, verschijnen alsof zij geheel en al zijn verwijderd of weggenomen, zoals eerder in dit en het voorgaande artikel is getoond.

Die natie immers was in de uitbeeldende eredienst, dus in de uiterlijke eredienst zonder de innerlijke, waardoor er toen verbinding was van de hemel met de mens, zie de nrs. 9320, 9380.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl