Bible

 

Klaagliederen 5

Studie

   

1 Gedenk, HEERE, wat ons geschied is, aanschouw het, en zie onzen smaad aan.

2 Ons erfdeel is tot de vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders.

3 Wij zijn wezen zonder vader, onze moeders zijn als de weduwen.

4 Ons water moeten wij voor geld drinken; Ons hout komt Ons op prijs te staan.

5 Wij lijden vervolging op onze halzen; zijn wij woede, men laat ons geen rust.

6 Wij hebben den Egyptenaar de hand gegeven, en den Assyrier, om met brood verzadigd te worden.

7 Onze vaders hebben gezondigd, en zijn niet meer, en wij dragen hun ongerechtigheden.

8 Knechten heersen over ons; er is niemand, die ons uit hun hand rukke.

9 Wij moeten ons brood met gevaar onzes levens halen, vanwege het zwaard der woestijn.

10 Onze huid is zwart geworden gelijk een oven, vanwege den geweldigen storm des hongers.

11 Zij hebben de vrouwen te Sion verkracht, en de jonge dochters in de steden van Juda.

12 De vorsten zijn door hunlieder hand opgehangen; de aangezichten der ouden zijn niet geeerd geweest.

13 Zij hebben de jongelingen weggenomen, om te malen, en de jongens struikelen onder het hout.

14 De ouden houden op van de poort, de jongelingen van hun snarenspel.

15 De vreugde onzes harten houdt op, onze rei is in treurigheid veranderd.

16 De kroon onzes hoofds is afgevallen; o wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben!

17 Daarom is ons hart mat, om deze dingen zijn onze ogen duister geworden.

18 Om des bergs Sions wil, die verwoest is, waar de vossen op lopen.

19 Gij, o HEERE, zit in eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht.

20 Waarom zoudt Gij ons steeds vergeten? Waarom zoudt Gij ons zo langen tijd verlaten?

21 HEERE, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds.

22 Want zoudt Gij ons ganselijk verwerpen? Zoudt Gij zozeer tegen ons verbolgen zijn?

   

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalypse Explained # 269

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 1232  
  

269. And a rainbow was round about the throne in aspect like an emerald, signifies the appearance of Divine truth in the heavens about the Lord. This is evident from the signification of "a rainbow in aspect like an emerald," as denoting the appearance of Divine truth in its circumference; for "a rainbow round about the throne" signifies Divine truth round about; "in aspect like" signifies appearance. The appearance was like an emerald, because it had reference to the Last Judgment; for the color of this stone is green, and "green" signifies truth obscured. Divine truth in its brightness appears either of the color of heaven, or in various colors in beautiful order like a rainbow; but when obscured it appears of the color of an emerald. The heaven that was obscured was the heaven called "the former heaven," on which judgment was to be executed, and which was about to perish (See Revelation 21:1). On this account "a rainbow round about like an emerald" is mentioned. "Rainbow" signifies Divine truth in the heavens in its order and consequently in its beauty, because there are infinite varieties of truth from good in the heavens, and when these are represented by colors, they present the aspect of a most beautiful rainbow. For this reason "a rainbow" was made the sign of the covenant after the flood (Genesis 9:12-17). (That there are infinite varieties in the heavens see in the work on Heaven and Hell 56, 405, 418, 486; and in the small work onThe Last Judgment 13; and in Arcana Coelestia 684, 690, 3744, 5598, 7236, 7833, 7836, 9002; that colors in heaven appear from the light there, and that they are modifications and variegations of the light, n. 1042, 1043, 1053, 1624, 3993, 4530, 4742, 4922; and that the colors appear various according to the varieties of the states of truth from good, and thence of intelligence and wisdom, n. 4530, 4677, 4922, 9466; that rainbows are seen in heaven, and whence and what they are, n. 1042, 1043, 1623-1625)

  
/ 1232  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for their permission to use this translation.

Bible

 

Jesaja 3:8

Studie

       

8 Want Jeruzalem heeft aangestoten, en Juda is gevallen, dewijl hun tong en handelingen tegen den HEERE zijn, om de ogen Zijner heerlijkheid te verbitteren.