Bible

 

Klaagliederen 5

Studie

   

1 Gedenk, HEERE, wat ons geschied is, aanschouw het, en zie onzen smaad aan.

2 Ons erfdeel is tot de vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders.

3 Wij zijn wezen zonder vader, onze moeders zijn als de weduwen.

4 Ons water moeten wij voor geld drinken; Ons hout komt Ons op prijs te staan.

5 Wij lijden vervolging op onze halzen; zijn wij woede, men laat ons geen rust.

6 Wij hebben den Egyptenaar de hand gegeven, en den Assyrier, om met brood verzadigd te worden.

7 Onze vaders hebben gezondigd, en zijn niet meer, en wij dragen hun ongerechtigheden.

8 Knechten heersen over ons; er is niemand, die ons uit hun hand rukke.

9 Wij moeten ons brood met gevaar onzes levens halen, vanwege het zwaard der woestijn.

10 Onze huid is zwart geworden gelijk een oven, vanwege den geweldigen storm des hongers.

11 Zij hebben de vrouwen te Sion verkracht, en de jonge dochters in de steden van Juda.

12 De vorsten zijn door hunlieder hand opgehangen; de aangezichten der ouden zijn niet geeerd geweest.

13 Zij hebben de jongelingen weggenomen, om te malen, en de jongens struikelen onder het hout.

14 De ouden houden op van de poort, de jongelingen van hun snarenspel.

15 De vreugde onzes harten houdt op, onze rei is in treurigheid veranderd.

16 De kroon onzes hoofds is afgevallen; o wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben!

17 Daarom is ons hart mat, om deze dingen zijn onze ogen duister geworden.

18 Om des bergs Sions wil, die verwoest is, waar de vossen op lopen.

19 Gij, o HEERE, zit in eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht.

20 Waarom zoudt Gij ons steeds vergeten? Waarom zoudt Gij ons zo langen tijd verlaten?

21 HEERE, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds.

22 Want zoudt Gij ons ganselijk verwerpen? Zoudt Gij zozeer tegen ons verbolgen zijn?

   

Bible

 

Klaagliederen 4:17

Studie

       

17 Ain. Nog bezweken ons onze ogen, ziende naar onze ijdele hulp; wij gaapten met ons gapen op een volk, dat niet kon verlossen.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9680

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9680. En de voorhang make ulieden een scheiding tussen het Heilige en het Heilige der Heiligen; dat dit betekent tussen het geestelijk goede, dus het goede van de liefde jegens de naaste en het goede van het geloof in de Heer en tussen het hemels goede, namelijk het goede van de liefde tot de Heer en het goede van de wederzijdse liefde, staat vast uit de betekenis van het Heilige, dus het goede dat regeert in de middelste hemel; en uit de betekenis van het Heilige der Heiligen, namelijk het goede dat regeert in de binnenste hemel.

Dat dit goede het goede van de liefde tot de Heer en het goede van de wederzijdse liefde is en het eerstgenoemde, namelijk het goede dat regeert in de middelste hemel, het goede is van de liefde jegens de naaste en het goede van het geloof in de Heer, blijkt over alles wat over het ene en het andere goede, het hemelse en het geestelijke, in de aangehaalde plaatsen is getoond, nr. 9670.

Het goede van de liefde tot de Heer in de binnenste hemel is het innerlijk goede daar, maar het goede van de wederzijdse liefde is het uiterlijk goede daar; het goede echter van de liefde jegens de naaste is het innerlijk goede in de middelste hemel en het goede van het geloof in de Heer is het uiterlijk goede daar; in iedere hemel is het innerlijke en het uiterlijke, zoals in de Kerk en dat deze innerlijk en uiterlijk is, zie de nrs. 409, 1083, 1098, 1238, 1242, 4899, 6380, 6587, 7840, 8762, 9375.

Al het goede is heilig en al het ware is het, voor zoveel het van het goede in zich heeft; het goede wordt heilig genoemd vanwege de Heer, omdat de Heer alleen Heilig is en uit Hem al het goede en al het ware is, nrs. 9229, 9479; daaruit blijkt waarom het habitakel het Heilige wordt genoemd en de ark waarin de getuigenis lag, het Heilige der Heiligen.

De getuigenis immers is de Heer Zelf ten aanzien van het Goddelijk Ware, nr. 9503; en de ark is de binnenste hemel waar de Heer is, nr. 9485; de Heer is ook in de middelste hemel, maar Hij is meer aanwezig in de binnenste hemel.

Degenen immers die met de Heer door het goede van de liefde zijn verbonden, zijn met Hem en degenen die met de Heer zijn verbonden door het goede van het geloof, zijn weliswaar met Hem, maar verder verwijderd.

In de middelste hemel is de verbinding met de Heer door het geloof ingeplant aan het goede van de liefde jegens de naaste.

Hieruit blijkt, waarom het habitakel, dat buiten de voorhang was, het Heilige wordt genoemd en het habitakel dat binnen de voorhang was, het Heilige der Heiligen.

Dat het de Heer is, uit Wie al het Heilige is en dat Hij het Heilige der Heiligen Zelf is, staat vast bij Daniël: ‘Zeventig weken zijn bestemd over Mijn volk, om het Heilige der Heiligen te zalven’, (Daniël 9:24); en in de Openbaring: ‘Wie zou U niet vrezen, Heer en Uw Naam niet verheerlijken, omdat Gij alleen Heilig zijt’, (Openbaring 15:4); daarom wordt ook de Heer de Heilige Israëls genoemd, (Jesaja 1:4; 5:19,24; 10:20; 12:6; 17:7; 29:19; 30:11,12,15; 31:1; 37:23; 41:14, 16,20; 43:3, 14; 45:11; 60:9,14; Jeremia 50:29; 51:5; Ezechiël 39:7; Psalm 71:22; Psalm 78:41; Psalm 89:19,2; 2 Koningen 19:22) en elders.

Alles wat dus bij de zonen Israëls de Heer uitbeeldde, of het goede en het ware die voortgaan uit Hem, werd na de inwijding het Heilige genoemd, met als oorzaak dat alleen de Heer heilig is.

De Heilige Geest in het Woord is eveneens het Heilige dat uit de Heer voortgaat.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl