Bible

 

Klaagliederen 5

Studie

   

1 Gedenk, HEERE, wat ons geschied is, aanschouw het, en zie onzen smaad aan.

2 Ons erfdeel is tot de vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders.

3 Wij zijn wezen zonder vader, onze moeders zijn als de weduwen.

4 Ons water moeten wij voor geld drinken; Ons hout komt Ons op prijs te staan.

5 Wij lijden vervolging op onze halzen; zijn wij woede, men laat ons geen rust.

6 Wij hebben den Egyptenaar de hand gegeven, en den Assyrier, om met brood verzadigd te worden.

7 Onze vaders hebben gezondigd, en zijn niet meer, en wij dragen hun ongerechtigheden.

8 Knechten heersen over ons; er is niemand, die ons uit hun hand rukke.

9 Wij moeten ons brood met gevaar onzes levens halen, vanwege het zwaard der woestijn.

10 Onze huid is zwart geworden gelijk een oven, vanwege den geweldigen storm des hongers.

11 Zij hebben de vrouwen te Sion verkracht, en de jonge dochters in de steden van Juda.

12 De vorsten zijn door hunlieder hand opgehangen; de aangezichten der ouden zijn niet geeerd geweest.

13 Zij hebben de jongelingen weggenomen, om te malen, en de jongens struikelen onder het hout.

14 De ouden houden op van de poort, de jongelingen van hun snarenspel.

15 De vreugde onzes harten houdt op, onze rei is in treurigheid veranderd.

16 De kroon onzes hoofds is afgevallen; o wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben!

17 Daarom is ons hart mat, om deze dingen zijn onze ogen duister geworden.

18 Om des bergs Sions wil, die verwoest is, waar de vossen op lopen.

19 Gij, o HEERE, zit in eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht.

20 Waarom zoudt Gij ons steeds vergeten? Waarom zoudt Gij ons zo langen tijd verlaten?

21 HEERE, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds.

22 Want zoudt Gij ons ganselijk verwerpen? Zoudt Gij zozeer tegen ons verbolgen zijn?

   

Bible

 

Jeremia 9:10

Studie

       

10 Ik zal een geween en een weeklage opheffen over de bergen, en een klaaglied over de herdershutten der woestijn; want zij zijn afgebrand, dat er niemand doorgaat, en men hoort er geen stem van vee; van de vogelen des hemels aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan!

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3069

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3069. Dat de woorden ‘en ik zal drinken; het onderricht betekenen van het ware dat daaruit voortvloeit, blijkt uit de betekenis van drinken, namelijk onderricht worden. In het Woord wordt hier en daar van drinken gesproken en waar over goedheden en waarheden van het geloof wordt gehandeld, betekent het daarin onderwezen worden en ze ontvangen; zoals bij Jesaja:

‘De most zal treuren, de wijnstok kweelt, allen, die blijhartig waren, zullen zuchten; zij zullen geen wijn drinken met gezang; de sterke drank zal bitter zijn voor degenen die hem drinken’, (Jesaja 24:7, 9);

geen wijn met gezang drinken staat voor niet onderricht worden uit de aandoening van het ware en daarin geen genot vinden; de sterke drank bitter voor degenen, die hem drinken, voor de afkeer.

Bij dezelfde:

‘Het zal alzo zijn, gelijk wanneer een dorstige droomt en ziet, hij drinkt en hij ontwaakt, en ziet, hij is mat en zijn ziel is belust’, (Jesaja 29:8);

de dorstige staat voor degene, die verlangt onderricht te worden, de drinkende voor onderricht worden, maar in ijdele dingen.

Bij Jeremia:

‘Onze wateren hebben wij voor zilver gedronken, ons hout komt op prijs te staan’, (Klaagliederen 5:4);

wateren voor zilver drinken, staat voor niet voor niets onderricht worden en tevens het ware aan zichzelf toeschrijven. Dat het om niet gegeven wordt, dus dat het niet van zichzelf, maar van de Heer komt, staat als volgt bij Jesaja:

‘Alle gij dorstigen, komt tot de wateren en wie geen zilver heeft, komt, koopt’, (Jesaja 55:1);

en bij Johannes:

‘Jezus zei: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke; die in Mij gelooft, rivieren des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien’, (Johannes 7:37, 38) waar door drinken wordt aangeduid onderricht worden en ontvangen.

Bij Lukas:

‘Zij zullen zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken, en Gij hebt in onze straten geleerd; maar de Heer zegt: Ik ken u niet, van waar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid’, (Lukas 13:26, 27);

waar eten en drinken in de tegenwoordigheid van de Heer staat voor het onderrichten en prediken van het goede en ware van het geloof uit de erkentenissen die uit het Woord zijn, wat wordt aangeduid door de woorden ‘Gij hebt in onze straten geleerd’; maar omdat zij het uit zichzelf deden, ter wille van eigen eer en gewin, dus uit geen aandoening van het goede en ware, zodat zij in erkentenissen van het ware, maar in een leven van het boze waren, wordt gezegd:

‘Ik ken u niet, van waar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid’.

Bij dezelfde:

‘Jezus zei tot discipelen: Opdat gij eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn koninkrijk’, (Lukas 22:30);

en dat zij in het rijk van de Heer niet eten en drinken en dat daar geen tafel is, is voor iedereen duidelijk, dus dat door eten en drinken aan de tafel van de Heer in Zijn rijk iets anders wordt aangeduid, namelijk het genot van de innerlijke gewaarwording van het goede en ware; evenzo door wat de Heer zegt bij Mattheüs:

‘Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van deze vrucht des wijnstoks, tot op die dag, wanneer Ik met u dezelve weer zal drinken in het koninkrijk van Mijn Vader’, (Mattheüs 26:29, 29);

drinken staat voor het op levende wijze onderrichten in de waarheden en het geven van de innerlijke gewaarwording van het goede en ware. Dat ‘de Heer zei: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten of wat gij drinken zult, noch voor uw lichaam, waarmee gij u kleden zult’, (Mattheüs 6:25, 31; Lukas 12:29) is uitbeeldend voor geestelijke dingen, namelijk dat het al van het geloof ten aanzien van het goede en ware door de Heer gegeven wordt.

Bij Johannes:

‘Jezus zei tot de Samaritaanse vrouw: Eenieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten; maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven’, (Johannes 4:7-14);

drinken staat klaarblijkelijk voor onderricht worden in goedheden en waarheden en deze ontvangen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl