Bible

 

Jozua 18:16

Studie

       

16 En deze landpale gaat af tot aan het uiterste des bergs, die tegenover het dal van den zoon van Hinnom is, die in het dat der Refaiten is tegen het noorden; en gaat af door het dal van Hinnom, aan de zijde der Jebusieten zuidwaarts, en gaat af aan de fontein van Rogel;

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3923

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3923. Daarom noemde zij zijn naam Dan; dat dit het hoedanige ervan betekent, staat vast uit de betekenis van de naam en de naam noemen, namelijk het hoedanige, nrs. 144, 145, 1754, 1896, 2009, 2724, 3421; het hoedanige zelf is in de naam Dan, want hij werd naar ‘richten’ genoemd, maar hoewel hem de naam naar het woord richten werd gegeven, sluit de naam niettemin die dingen in die door al deze woorden van Rachel worden aangeduid, zoals ‘God heeft mij gericht en ook mijn stem gehoord’, dat wil zeggen het goede van het leven en het heilige van het geloof en verder in de hoogste zin de gerechtigheid en de barmhartigheid van de Heer. Het is dat algemene van de Kerk dat door Dan wordt aangeduid en dat door de naar Dan genoemde stam wordt uitgebeeld. Dit algemene is het eerste dat beaamd en erkend moet worden, voordat de mens wederverwekt of een Kerk kan worden; indien die dingen niet bevestigd en erkend zouden worden, kunnen de overige dingen die van het geloof en die van het leven zijn geenszins opgenomen worden en dus ook niet bevestigd en te minder erkend worden; want degene die alleen bij zichzelf alleen het geloof beaamt en niet het heilige van het geloof, dat wil zeggen de naastenliefde, want die is het heilige van het geloof en indien hij dit niet bevestigt door het goede van het leven, dat wil zeggen door de werken van de naastenliefde, kan het wezen van het geloof niet langer smaken, want hij verwerpt het. De bevestiging en ook de erkenning is het eerste algemene bij de mens die wordt wederverwekt, maar die zijn het laatste bij de mens die is wederverwekt; en daarom is Dan het eerste bij hem die moet worden wederverwekt en Jozef is het laatste, want Jozef is de geestelijke mens zelf; maar Jozef is het eerste bij de wederverwekte en Dan is het laatste, omdat degene die wederverwekt moet worden, aanvangt met het bevestigen dat het er is, namelijk het heilige van het geloof en het goede van het leven, maar de wederverwekte die geestelijk is, is in het geestelijk goede zelf en daaruit schouwt hij dat het er is als het laatste, want de heilige dingen van het geloof en de goede dingen van het leven zijn bij hem bevestigd. Dat Dan het bevestigende is dat het eerste zal zijn wanneer de mens wordt wederverwekt, kan ook vaststaan uit andere plaatsen in het Woord, waar Dan wordt genoemd, zoals uit de profetie van Jakob, toen Israël, over zijn zonen:

‘Dan zal zijn volk richten als een van de stammen van Israël; Dan zal een slang zijn op de weg, een adderslang op het pad, bijtende des paards verzenen en zijn ruiter valt achterover; Uw heil verwacht ik, Jehovah’, (Genesis 49:16-18);

Dan staat hier voor het bevestigende van het ware, waarvan, namelijk dat bevestigende, wordt gezegd ‘dat het een slang op de weg zal zijn en een adder slang op het pad’ wanneer het over het ware redeneert vanuit de zinlijke dingen; bijtende des paards verzenen, wanneer het de laagste verstandelijke of de wetenschappelijke dingen raadpleegt en daaruit gevolgtrekkingen maakt; en dat het dan van het ware wordt afgebracht, wordt daarmee aangeduid dat zijn ruiter achterover valt; en daarom wordt gezegd ‘Uw heil verwacht ik, Jehovah’; dat de slang diegene is die vanuit de zinlijke en de wetenschappelijke dingen redeneert over de Goddelijke verborgenheden, zie de nrs. 195-197;

dat de weg en het pad het ware is, nrs. 627, 2333;

dat des paards verzenen de laagste zinlijke of de wetenschappelijke dingen zijn, nr. 259; want het paard is het verstandelijke, nrs. 2761, 2762 en het laagste ervan is de hiel. In de profetie van Mozes ten aanzien van de twaalf stammen:

‘Tot Dan zei hij: Dan is een leeuwenwelp, hij springt voort uit Basan’, (Deuteronomium 33:22);

de leeuw betekent in de innerlijke zin het ware van de Kerk, vanwege de dapperheid, want het is het ware dat strijdt en overwint; vandaar staat de leeuwenwelp voor het eerst van het ware, namelijk de bevestiging en de erkenning; uit Basan wordt gezegd, omdat dit vanuit het goede van het natuurlijke is.

Bij Jeremia:

‘Was uw hart van boosheid, o Jeruzalem, deswege opdat gij behouden wordt; hoe lang doet gij de gedachten van uw ongerechtigheid in uw midden verblijven; omdat de stem van hem die te kennen geeft is uit Dan en van hem die de ongerechtigheid doet horen, uit de berg Efraïm’, (Jeremia 4:14, 15);

uit Dan, staat voor het ware dat bevestigd moet worden, uit de berg Efraïm voor, vanuit de aandoening ervan.

Bij dezelfde:

‘Verwacht vrede en er is geen goede, naar tijd van genezing en ziet verschrikking; van Dan af werd het gedruis van zijn paarden gehoord; van de stem der briesingen van zijn sterken heeft het ganse land gebeefd en zij zijn gekomen en zij hebben verteerd het land en diens volheid, de stad en die daarin wonen; omdat, ziet, Ik onder ulieden zend basiliskslangen waartegen geen bezwering is en zij zullen u bijten’, (Jeremia 8:15, 16);

van Dan af werd het gedruis van de paarden gehoord, staat voor de redenering over het ware vanuit het niet bevestigende; het land dat gebeefd heeft en waarvan zij de volheid hebben verteerd, staat voor de Kerk en voor alle dingen van de Kerk; want degenen die vanuit het niet bevestigende of vanuit het negatieve over het ware redeneren, vernietigen alle dingen van het geloof; de basiliskslangen staan voor de redeneringen, zoals eerder vermeld.

Bij Ezechiël:

‘Dan en Javan, de aankomende, gaven op uw markten glad ijzer, kassie en kalmoes was in uw koophandel’, (Ezechiël 27:19) waar over Tyrus wordt gehandeld, waarmee de erkentenissen van het ware en goede worden aangeduid, nr. 1201; Dan staat voor de eerste ware dingen die bevestigd moet worden, de markten en de koophandels voor de verwervingen van het ware en goede, nr. 2967; glad ijzer voor het natuurlijk ware, dat het eerste is, nrs. 425, 426; kassie en kalmoes voor hetzelfde, maar vanuit dat wat het goede is.

Bij Amos:

‘Te dien dage zullen de schone maagden en de jongelingen van dorst versmachten; die daar zweren bij de schuld van Samaria en zeiden: Uw God leeft, Dan, en de weg van Beerscheba leeft, staat daarvoor dat zij in het ontkennende zijn van alle dingen die van het geloof zijn en van de leer ervan; dat de weg het ware is, nrs. 627, 2333, Beerscheba de leer, nrs. 2723, 2858, 2859, 3466;

dat het het ontkennende is van alle dingen die van het geloof zijn, komt omdat Dan de laatste grens van het land Kanaän was en Beerscheba de eerste, of het midden of binnenste van het land, want door het land Kanaän werd het rijk van de Heer en dus de Kerk uitgebeeld en aangeduid, nrs. 1607, 3038, 3481 en dus alle dingen van de liefde en van het geloof, want deze zijn van het rijk van de Heer en van de Kerk; vandaar waren alle dingen die in het land Kanaän waren, uitbeeldend overeenkomstig de afstanden, de liggingen en de grenzen, nrs. 1585, 1866, 3686;

de eerste grens of het midden of binnenste van het land, was Beerscheba geweest voordat Jeruzalem het was, omdat Abraham daar was en verder Izaäk, maar de laatste grens of het buitenste was Dan; wanneer vandaar alle dingen in één samenvatting moesten worden aangeduid, werd gezegd ‘van Dan tot Beerscheba toe’, zoals in het tweede Boek van Samuël:

‘Om over te brengen het koninkrijk van het huis van Saul en om op te richten de stoel van David over Israël en over Jehudah, van Dan tot Beerscheba toe’, (2 Samuël 3:10).

Bij dezelfde:

‘Vergaderende werd gans Israël vergaderd van Dan tot Beerscheba’, (2 Samuël 17:11).

Bij dezelfde:

‘David zei tot Joab: Trek om door alle stammen van Israël van Dan tot Beerscheba’, (2 Samuël 24:2, 15). In het eerste Boek der Koningen:

‘Jehudah en Israël woonden in zekerheid, eenieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom van Dan tot Beerscheba’, (1 Koningen 4:25), waaronder in de historische zin alle dingen van het land Kanaän worden verstaan, maar in de innerlijke zin alle dingen van het rijk van de Heer en verder alle dingen van de Kerk; dat Dan de eerste grens is en ook de laatste, als eerder gezegd, komt omdat het bevestigende van het ware en het goede het allereerste is wanneer het geloof en de naastenliefde bij de mens een aanvang neemt en het laatste wanneer de mens in de naastenliefde en daaruit in het geloof is. Vandaar was het ook dat het laatste lot Dan ten deel viel toen het land Kanaän werd geërfd’, (Jozua 19:40 e.v.); want het lot werd geworpen voor Jehovah, (Jozua 18:6);

vandaar viel het uit overeenkomstig de uitbeelding van elke stam; en omdat het lot voor Dan niet viel onder de erfenissen van de overige stammen, maar buiten hun grenzen, (Richteren 18:1) werd die stam ook overgeslagen bij Johannes in de (Openbaring 7:5-8), waar gehandeld wordt over de twaalfduizend verzegelden; want degenen die in het bevestigende, van het alleen-ware en ook van het goede zijn en ook niet verder gaan, zijn niet in het rijk van de Heer, dat wil zeggen, onder de verzegelden; de ware en de goede dingen weten en die ook beamen, kunnen ook de slechtsten, maar het wordt vanuit het leven onderkend hoedanig de bevestiging is. Dan wordt ook vermeld als grens in (Genesis 14:14) waar van Abraham wordt gezegd dat hij de vijanden tot daarheen najoeg en door Dan wordt daar iets eender aangeduid; de stad die Dan werd genoemd, was weliswaar toen niet gebouwd door de nakomelingen van Dan, maar daarna, (Jozua 19:47; Richteren 18:29), maar zo werd ook toentertijd de eerste grens genoemd met betrekking tot de ingang in het land Kanaän, of de laatste met betrekking tot de uitgang en het binnenste van het land Hebron en daarna Beerscheba, waar Abraham en Izaäk waren.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2761

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2761. Dat het witte paard het verstand van het Woord betekent naar de innerlijke dingen ervan, of wat hetzelfde is, de innerlijke zin van het Woord, blijkt uit de betekenis van het paard, namelijk het verstandelijke. In de profetische gedeelten van het Woord worden paard en ruiter herhaaldelijk genoemd, maar tot dusverre is het niemand bekend, dat het paard het verstandelijke en de ruiter de inzichtsvolle betekent, zoals in de profetie van Jakob, toen genaamd Israël, ten aanzien van Dan:

‘Dan zal een slang zijn op de weg, een adderslang op het pad, bijtende des paards verzenen, en zijn rijder zal achterover vallen; op Uw heil wacht ik, Jehovah’, (Genesis 49:17, 18);

dat de slang degene is, die uit zinnelijke en wetenschappelijke dingen redeneert over de Goddelijke verborgenheden, zie in nr. 195 en dat de weg en het pad het ware is, nrs. 627, 2333;

dat de hiel het laagst natuurlijke is, nr. 259;

dat het paard het verstaan van het Woord is en de ruiter hij die onderwijst. Hieruit blijkt duidelijk, wat deze profetische woorden betekenen, namelijk dat hij, die vanuit zinnelijke dingen over de waarheden van het geloof redeneert, alleen in de laagste dingen van de natuur blijft vastkleven en dan dus niets gelooft; dit is ‘achterovervallen’; daarom wordt er aan toegevoegd, ‘op Uw heil wacht ik, Jehovah’.

Bij Habakuk:

‘God, Gij reed op Uw paarden, Uw wagens waren heil, Uw paarden deed Gij in de zee treden’, (Habakuk 3:8, 15) waar de paarden staan voor de Goddelijke waarheden die in het Woord zijn; de wagens voor de daaruit voortvloeiende leer; de zee voor de erkentenissen, nrs. 28, 2120;

en omdat deze tot het verstand van het Woord uit God behoren, wordt er gezegd:

‘Uw paarden deed Gij in de zee treden’. De paarden worden hier aan God toegeschreven, zoals eerder in de Openbaring, aan wie zij niet kunnen worden toegeschreven, zonder dat zij dergelijke dingen betekenen.

Bij David:

‘Zingt Gode, psalmzingt Zijn naam, verhoogt Hem, die in de wolken rijdt, in Jah, Zijn naam’, (Psalm 68:5);

in de wolken rijden staat voor het verstand van het Woord naar de innerlijke dingen of de innerlijke zin; dat de wolk het Woord in de letter is, waarin de innerlijke zin is, zie men in de voorrede tot het 18de hoofdstuk van Genesis, waar het is uitgelegd wat het betekent, dat ‘de Heer komen zal in de wolken der hemelen met kracht en heerlijkheid’.

Bij dezelfde:

‘Jehovah boog de hemelen en daalde neder, en donkerheid was onder Zijn voeten; en Hij reed op een cherub’, (Psalm 18:10, 11);

donkerheid staat hier voor wolken, rijden op een cherub voor de voorzienigheid van de Heer, opdat de mens niet uit zichzelf zal binnendringen in de mysteriën van het geloof die in het Woord zijn, nr. 308.

Bij Zacharia:

‘Te dien dag zal op de bellen der paarden staan: De heiligheid van Jehovah’, (Zacharia 14:20);

de bellen der paarden voor het verstand van de geestelijke dingen van het Woord, die heilig zijn.

Bij Jeremia:

‘Er zullen door de poorten van deze stad ingaan koningen en vorsten, zittende op de troon van David, rijdende in de wagen en op paarden, zij en hun vorsten, de man van Jehudah en de inwoners van Jeruzalem; en deze stad zal bewoond worden in eeuwigheid’, (Jeremia 17:25, 26; 22:4);

de stad Jeruzalem voor het geestelijk rijk en de geestelijke Kerk van de Heer; koningen voor de waarheden, nrs. 1672, 2015, 2069; vorsten voor de voornaamste geboden van het ware, nrs. 1482, 2089; David voor de Heer, nr. 1888;

de man van Jehudah en de inwoners van Jeruzalem voor hen die in het goede van de liefde en van de naastenliefde en van het geloof zijn, nrs. 2268, 2451, 2712; zo staat ‘rijden op de wagen en op paarden’ dus voor onderwezen zijn in de leer van het ware uit het innerlijke verstand van het Woord.

Bij Jesaja:

‘Dan zult gij u verlustigen over Jehovah, en Ik zal u doen rijden op de hoogten der aarde en Ik zal u spijzigen met de erve Jakobs’, (Jesaja 68:14);

rijden op de hoogten der aarde voor het inzicht.

Bij David:

‘Een lied der liefden: Gord uw zwaard aan de heup, o machtige Man, uw heerlijkheid en uw sierlijkheid, en in uw sierlijkheid ga voorwaarts, rijd op het woord der waarheid en der zachtmoedigheid der gerechtigheid en uw rechterhand zal u wonderbaarlijke dingen leren’, (Psalm 45:1, 4, 5);

rijden op het woord der waarheid staat klaarblijkelijk voor het inzicht van het ware; en op het woord der zachtmoedigheid der gerechtigheid voor de wijsheid van het goede.

Bij Zacharia:

‘Te dien dage, spreekt Jehovah, zal Ik alle paard met verbazing slaan en de ruiter met zinneloosheid; en over het huis van Jehudah zal Ik Mijn ogen openen en alle paard der volken zal Ik met blindheid slaan’, (Zacharia 12:4, 5) waar eveneens het paard duidelijk voor het verstand staat dat met verbazing en blindheid geslagen zal worden en de ruiter voor de inzichtsvolle, die met zinneloosheid geslagen zal worden.

Bij Hosea:

‘Neem weg alle ongerechtigheid en neem het goede aan en wij zullen de varren van onze lippen betalen; Aschur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden en tot het werk van onze handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God’, (Hosea 14:3, 4);

Aschur voor de redenering, nrs. 119, 1186; het paard voor iemands eigen inzicht; behalve in tal van andere plaatsen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl