Bible

 

Joël 2:6

Studie

       

6 Van deszelfs aangezicht zullen de volken in pijn zijn; alle aangezichten zullen betrekken als een pot.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 704

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

704. Doende tekenen om heen te gaan tot de koningen der aarde en van het gehele wereldrond om die te vergaderen tot de oorlog van die grote dag van God Almachtig, betekent de betuigingen dat hun valsheden waarheden zijn en de aansporingen van allen in die gehele Kerk, die in dezelfde valse dingen zijn, om de ware dingen van de Nieuwe Kerk te bestrijden.

Dat tekenen doen is getuigen en eveneens betuigen dat het waar is, zie de nrs. 598, 599; hier dat hun valse dingen waar zijn; met de koningen der aarde en van het gehele wereldrond, worden degenen aangeduid die voornamelijk in de valse dingen vanuit het boze zijn; hier al degenen die in dezelfde valse dingen zijn in de gehele Kerk; met de koningen immers worden degenen aangeduid die in de ware dingen vanuit het goede zijn en in de tegengestelde zin zij die in de valse dingen vanuit het boze zijn, nr. 483; met de aarde wordt de Kerk aangeduid, nr. 285; evenzo met het wereldrond, nr. 551; met heengaan om die tot de oorlog te vergaderen, wordt aangeduid hen aansporen tot de strijd, of om te bestrijden; met de oorlog immers wordt de geestelijke oorlog aangeduid, namelijk die van het valse tegen het ware en die van het ware tegen het valse, nrs. 500, 586; dat het is om de ware dingen van de Kerk te bestrijden, is omdat gezegd wordt: van de grote dag van God Almachtig; en met die dag wordt de Komst van de Heer aangeduid en dus de Nieuwe Kerk; dat dit met de grote dag daar wordt aangeduid, zal men verderop zien; er wordt gezegd dat de geesten van de demonen het zullen doen, omdat met hen worden aangeduid de begeerten van de ware dingen te vervalsen en te redeneren vanuit valse dingen, nr. 703.

Hieruit blijkt, dat met de geesten van de demonen, tekenen doende om heen te gaan tot de koningen der aarde en van het gehele wereldrond, om die te vergaderen tot de oorlog van die grote dag van God Almachtig, worden aangeduid de betuigingen door degenen die worden verstaan onder de draak, het beest en de pseudoprofeet, nr. 701, 702, dat hun valsheden waarheden zijn en de aansporingen van allen in de gehele Kerk die in dezelfde valse dingen zijn, om de waarheden van de Nieuwe Kerk te bestrijden.

Dat met de grote dag van God Almachtig de Komst van de Heer wordt aangeduid en daarop de Nieuwe Kerk, staat vast uit vele plaatsen in het Woord, zoals:

‘In die dag zal Jehovah alleen verhoogd worden’, (Jesaja 2:11).

‘In die dag zal Israël steunen op Jehovah, de Heilige Israëls in de waarheid’, (Jesaja 10:20).

‘In die dag zullen de natiën de wortel van Isaï zoeken en Hem zal de rust heerlijkheid zijn’, (Jesaja 11:10, 11).

‘In die dag zullen de ogen tot de Heilige Israëls schouwen’, (Jesaja 17:7, 9).

‘In die dag zullen zij zeggen: Zie, Deze is onze God, Die wij verwacht hebben, opdat Hij ons bevrijde’, (Jesaja 25:9).

‘Mijn volk zal Mijn Naam leren kennen en in die dag ben Ik Hem Die spreekt, zie Mij’, (Jesaja 52:6).

‘Och, groot is de Dag van Jehovah en niet zal zijns gelijke zijn’, (Jeremia 30:7).

‘Zie, de dagen komende, waarop Ik een nieuw verbond zal maken en waarop voor Jehovah de stad zal gebouwd worden’, (Jeremia 31:27, 31, 38).

‘In die dagen zal Ik David een gerechte Spruit doen ontspruiten’, (Jeremia 33:15).

‘Zij zullen niet staan in de oorlog van de Dag van Jehovah’, (Ezechiël 13:5).

‘In die dag zal Michaël opstaan, de grote vorst, die voor de zonen van zijn volk staat. In die dag zal een elk weggerukt worden, die gevonden wordt geschreven te zijn in het Boek’, (Daniël 12:1).

‘In die dag zult gij roepen: Mijn echtgenoot. In die dag zal Ik een verbond met hen sluiten. In die dag zal Ik verhoren’, (Hosea 2:15, 17, 20).

‘Zie, Ik zal zenden Elia, eer dat de grote dag van Jehovah komt’, (Maleachi 4:5).

‘In die dag zal Jehovah zoals een kudde Zijn volk behouden’, (Zacharia 9:16).

‘In die dag zal Jehovah de bewoners van Jeruzalem beschermen’, (Zacharia 13:1).

‘Zie, de dag van Jehovah komt. Een enige dag, die Jehovah bekend zal zijn. In die dag zal Jehovah één zijn en Zijn Naam één. In die dag zal er een grote beroering zijn. In die dag zal op de bellen der paarden staan: De Heiligheid van Jehovah’, (Zacharia 14:1, 4, 6-9, 13, 20, 21).

Behalve deze plaatsen zijn er tal van andere, waarin onder de dag van Jehovah de Komst van de Heer wordt verstaan en dan de Nieuwe Kerk uit Hem, zoals in, (Jesaja 4:2; 19:16, 18, 21, 24; 20:6; 22:20; 25:9; 28:5; 29:18; 30:25, 26; 31:7; Jeremia 3:16-18; 23:5-7, 12, 20; 50:4, 20, 27; Ezechiël 24:26, 27; 29:21; 34:11, 12; 36:33; Hosea 3:5; 6:1, 2; Joël 2:29; 3:1, 14, 18; Obadja 1:15; Amos 9:11, 13; Micha 4:6; Habakuk 3:2; Zefanja 3:11, 16, 19, 20; Zacharia 2:11; Psalm 72:7, 8).

En die dag wordt de Dag van Jehovah genoemd in, (Joël 1:15; 2:1, 2, 11; Amos 5:13, 18, 20; Zefanja 1:7, 14; 2:2, 3; Zacharia 14:1) en elders.

Aangezien de ‘voleinding der eeuw’, dat wil zeggen, het einde van de Oude Kerk daar is wanneer de Komst van de Heer en de aanvang van de Nieuwe Kerk is aangebroken, wordt daarom met de Dag van Jehovah op zeer veel plaatsen ook het einde van de vorige Kerk aangeduid en gezegd dat er dan gedruis, tumult en oorlogen zullen zijn, zie de verzameling van deze plaatsen in het werk ‘de Leer van het Nieuwe Jeruzalem aangaande de Heer’, nrs. 4, 5.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 5

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

5. En die Hij heeft aangeduid, zendende door Zijn engel aan Zijn dienstknecht Johannes, betekent die uit de Heer zijn onthuld door de hemel aan hen die in het goede van het leven zijn vanuit de naastenliefde en het geloof ervan.

Onder Hij heeft aangeduid, zendende door Zijn engel, wordt in de geestelijke zin verstaan de dingen die onthuld zijn vanuit de hemel of door de hemel uit de Heer; onder engel immers wordt in het Woord hier en daar de engelenhemel verstaan en in de hoogste zin de Heer Zelf; de oorzaak hiervan is deze: dat nooit enig engel afgescheiden van de hemel spreekt met de mens; er is immers een zodanige verbinding van eenieder met allen daar, dat eenieder vanuit de gemeenschap spreekt, hoewel de engel zich daarvan niet bewust is; de hemel immers is in de aanblik van de Heer zoals één mens, wiens Ziel de Heer Zelf is; en daarom spreekt de Heer door de hemel met de mens, zoals de mens vanuit zijn ziel door het lichaam met een ander; en dit vindt plaats in verbinding met alle en de afzonderlijke dingen van zijn gemoed en in het midden daarvan zijn de dingen die hij spreekt; maar deze verborgenheid kan niet in het kort ontwikkeld worden; zij is voor een deel ontvouwd in het werk ‘de Wijsheid der engelen aangaande de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid’; daaruit blijkt, dat met de engel de hemel wordt aangeduid en in de hoogste zin de Heer; dat de Heer onder de engel in de hoogste zin wordt verstaan, is omdat de hemel niet hemel is vanuit het eigene van de engelen, maar vanuit het Goddelijke van de Heer, vanuit welke zij de liefde en de wijsheid, ja zelfs het leven hebben; vandaar is het, dat de Heer Zelf in het Woord Engel wordt geheten.

Hieruit blijkt, dat niet de engel vanuit zich met Johannes sprak, maar de Heer door middel van de hemel door hem. Dat onder die woorden wordt verstaan dat de dingen zijn onthuld aan hen die in het goede van het leven zijn vanuit de naastenliefde en het geloof ervan, omdat dezen onder Johannes worden verstaan; onder de twaalf discipelen van de Heer of de apostelen immers zijn allen verstaan die uit de Kerk in de ware dingen vanuit het goede zijn en in de abstracte zin alle dingen van de Kerk en onder Petrus allen die in het geloof zijn en abstract genomen het geloof zelf; onder Jakobus zij die in de naastenliefde zijn en abstract genomen de naastenliefde zelf; en onder Johannes zij die in het goede van het leven zijn vanuit de naastenliefde en het geloof ervan en abstract genomen het goede van het leven zelf daaruit; dat deze dingen onder Johannes, Petrus en Jakobus in het Woord van de evangelisten zijn verstaan, zie het werkje ‘Het Nieuwe Jeruzalem en haar hemelse Leer’, uitgegeven in Londen in het jaar 1758, nr. 122.

Omdat nu het goede van het leven vanuit de naastenliefde en het geloof ervan de Kerk maakt, werden daarom door de apostel Johannes de verborgenheden ten aanzien van de staat van de Kerk onthuld die in zijn gezichten zijn bevat.

Dat met alle namen van personen en plaatsen in het Woord dingen van de hemel en van de Kerk worden aangeduid, is met vele dingen getoond in het werk ‘Hemelse Verborgenheden’, ook in Londen uitgegeven.

Hieruit kan vaststaan dat onder ‘Hij heeft aangeduid, zendende door Zijn engel aan Zijn dienstknecht Johannes’ in de geestelijk zin wordt verstaan: de dingen die uit de Heer door de hemel zijn onthuld aan hen die in het goede van het leven zijn vanuit de naastenliefde en het geloof ervan; de naastenliefde immers werkt door het geloof het goede en niet de naastenliefde op zichzelf, noch het geloof op zichzelf.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl