Bible

 

Joël 2:5

Studie

       

5 Zij zullen daarhenen springen als een gedruis van wagenen, op de hoogten der bergen; als het gedruis ener vuurvlam, die stoppelen verteert; als een machtig volk, dat in slagorde gesteld is.

Bible

 

Nehemiah 9:1

Studie

       

1 Voorts op den vier en twintigsten dag dezer maand verzamelden zich de kinderen Israels met vasten en met zakken, en aarde was op hen.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2388

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2388. Dat de woorden ‘Wie hebt gij hier nog meer; een schoonzoon en uw zonen en uw dochters en allen die gij hebt in de stad, breng uit deze plaats’ betekenen dat allen die in het goede van de naastenliefde zijn en alle dingen die hiertoe behoren, behouden zullen worden, ook zij die in het ware van het geloof zijn, wanneer zij van het boze terugtreden, blijkt uit de betekenis van de schoonzonen, zonen en dochters, van de stad en van de plaats, waarover in hetgeen volgt. Dat zij die in het ware van het geloof zijn, wanneer zij van het boze terugtreden, behouden worden, daarmee is het als volgt gesteld: de waarheden van het geloof zijn de ontvangende vaten zelf van het goede, nrs. 1900, 2063, 2261, 2269 en zij ontvangen het goede voor zoveel de mens van het boze terugtreedt, want het goede vloeit voortdurend in van de Heer, maar het is het boze van het leven dat verhindert dat het ontvangen wordt in de waarheden, die bij de mens zijn in zijn geheugen of in zijn wetenschap. Voor zoveel daarom de mens van het boze terugtreedt, treedt het goede binnen en past zich bij zijn waarheden aan; dan wordt het ware van het geloof bij hem het goede van het geloof. De mens kan weliswaar het ware weten en het ook erkennen onder de aandrang van een bepaalde wereldse oorzaak, ja zelfs overreed worden dat het waar is, maar toch leeft dit ware niet, zolang hij in een leven van het boze is. Want zo’n mens is al een boom, waaraan bladeren zijn maar geen vrucht; en dit ware is als het licht waarin geen warmte is, zoals in de wintertijd, wanneer niets groeit. Wanneer er daarentegen warmte in is, wordt het licht als dat in de lentetijd, wanneer alles groeit. In het Woord wordt het ware met licht vergeleken en licht genoemd; maar de liefde wordt met de warmte vergeleken en ook geestelijke warmte genoemd. In het andere leven openbaart zich het ware ook door licht, het goede echter door warmte; maar het ware zonder het goede door een koud licht, maar het ware met het goede door een licht, gelijk aan dat van de lente. Hieruit blijkt, wat het ware van het geloof zonder het goede van de naastenliefde is. Hierdoor komt het dat de schoonzonen en zonen waarmee dergelijke waarheden worden aangeduid, niet behouden werden, maar alleen Loth met zijn dochters. Daar hier gezegd wordt, dat ook zij die in het ware van het geloof zijn, wanneer zij van het boze terugtreden, behouden worden, moet men weten, dat het diegenen zijn die het geloof belijden en in het geheel niet denken aan de naastenliefde, omdat zij zo onderwezen zijn en dat zij niet weten wat naastenliefde is, in de mening dat de naaste in het algemeen iedereen is zonder enig onderscheid en toch leven deze mensen in een leven van liefde jegens de naaste, daar zij in een leven van het goede zijn; het schaadt dezen in het geheel niet dat zij het geloof belijden met al wat er verder bij komt, want in hun geloof is de naastenliefde, daar deze al het goede van het leven betekent in het algemeen en in het bijzonder; wat dus naastenliefde is en wat de naaste, zal door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, gezegd worden in hetgeen volgt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl