24
En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen.
660. Dat de watervloed de overstroming van het kwade en valse betekent, blijkt uit dat wat eerder gezegd is van het nageslacht van de Oudste Kerk, namelijk dat zij door vuige begeerten werden beheerst, en dat zij de leringen van het geloof daarin onderdompelden, en vandaar in de overredingen van het valse geraakten, welke al het ware en goede uitroeiden, en tevens de weg voor de overblijfselen afsloten, zodat deze niet werken konden; en zo kon het wel niet anders, of zij richtten zichzelf te gronde. Wanneer de weg voor de overblijfselen is afgesloten, dan is de mens geen mens meer, daar hij dan niet langer door de engelen beschermd kan worden, maar geheel en al bezeten is door kwade geesten, die niets anders zoeken en begeren dan de mens te vernietigen; vandaar vonden de mensen voor de watervloed de dood, welke door de vloed of de algehele overstroming wordt beschreven; de invloeiing van inbeeldingen en begeerten, uitgaande van de kwade geesten, heeft ook iets weg van een watervloed, vandaar dat die invloeiing hier en daar in het Woord ook een watervloed of overstroming genoemd wordt, hetgeen men, door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, zal zien in de inleiding van het volgende hoofdstuk.