Bible

 

Joël 2:24

Studie

       

24 En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen.

Bible

 

I Koningen 8:36

Studie

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1259

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1259. Verder is het hiermee, namelijk dat de natiën de goedheden en de boosheden in de godsdienst betekenen, aldus gesteld: in de oudste tijd woonde mens, als eerder gezegd, in natiën, families en huizen onderscheiden, en dit opdat de Kerk op aarde het rijk van de Heer zou uitbeelden, waar allen onderscheiden zijn in gezelschappen, en de gezelschappen in grotere, en deze dan weer in nog grotere, en wel naar gelang van de verschillen van liefde en van geloof, in het algemeen en in het bijzonder; zie hierover de nrs. 684 en 685; aldus op dezelfde wijze als het ware in huizen, families en natiën. Vandaar betekenen huizen, families en natiën in het Woord de goedheden van de liefde en het geloof daaruit, en wordt er een streng onderscheid gemaakt tussen natiën en volk. Door de natiën wordt het goede of het boze aangeduid, maar door het volk het ware of het valse, en deze onderscheiding wordt zo stipt in acht genomen, dat er nooit een verandering in gemaakt wordt, zoals blijken kan uit de navolgende plaatsen, bijvoorbeeld bij Jesaja:

‘Het zal op dezelfde dag geschieden, dat de natiën naar de wortel van Isaï, die staat tot een banier van de volken, zullen vragen, en zijn rust zal heerlijkheid zijn. Het zal te dien dage geschieden, dat de Heer ten andere male Zijn hand aanleggen zal, om te verwerven de overblijfselen van Zijn volk, dat overgebleven zal zijn van Aschur, en van Egypte, en van Pathros, en van Kusch, en van Elam, en van Sinear, en van Chamath, en van de eilanden van de zee, en Hij zal een banier oprichten onder de natiën, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden van Jehudah vergaderen’, (Jesaja 11:10, 11, 12);

waar de volken voor de waarheden van de Kerk staan, en de natiën voor de goedheden, tussen welke duidelijk onderscheid wordt gemaakt. Hier wordt gehandeld over het rijk van de Heer en over de Kerk, verder in alomvattende zin over ieder wedergeboren mens. Door de namen worden die dingen aangeduid, waarover eerder gesproken is; verder worden door Israël de geestelijke dingen van de Kerk, en door Jehudah haar hemelse dingen aangeduid.

Bij dezelfde:

‘Dit volk, die daar wandelden in duisternis, hebben een groot licht gezien, Gij hebt de natie vermenigvuldigd, haar de blijdschap groot gemaakt’, (Jesaja 9:1, 2);

waar het volk voor de waarheden staat, waarom daarvan gezegd wordt, dat het in duisternis wandelt, en een licht ziet; de natie staat voor de goedheden.

Bij dezelfde:

‘Wat zal men antwoorden de boden van de natie, dat Jehovah Zion gegrond heeft, en de bedrukten van Zijn volk een toevlucht daarin hebben zouden’, (Jesaja 14:32);

hier staat op dezelfde wijze de natie voor het goede, het volk voor het ware.

Ook bij Jesaja:

‘Jehovah Zebaoth zal op deze berg verslinden de aangezichten van bewindsels van de bewindsels over alle volken, en de sluier, die gedekt is over alle natiën’, (Jesaja 25:7);

waar gehandeld wordt over de nieuwe Kerk of over de Kerk van de natiën; het volk staat voor haar waarheden, de natiën voor de goedheden.

Bij dezelfde:

‘Doet de poorten open, opdat de rechtvaardige natie daarin zal gaan, die de getrouwheden bewaart’, (Jesaja 26:2);

waar de natie duidelijk voor de goedheden staat.

Ook bij Jesaja:

‘Al de natiën zullen samenvergaderd worden, en de volken verzameld’, (Jesaja 43:9);

eveneens met betrekking tot de Kerk van de natiën; de natiën staan voor haar goedheden; en de volken voor de waarheden, en omdat zij van elkaar onderscheiden zijn, wordt over beide afzonderlijk gehandeld, anders zou het een nodeloze herhaling zijn.

Bij dezelfde:

‘Alzo zegt de Heer Jehovih: Ziet, Ik zal Mijn hand opheffen tot de natiën, en tot de volken zal Ik Mijn banier opsteken, en zij zullen uw zonen in de schoot brengen, en uw dochters op de schouder dragen’, (Jesaja 49:22);

hier is sprake van het rijk van de Heer; op dezelfde wijze natiën voor goedheden, en volken voor waarheden.

Bij dezelfde:

‘Gij zult ter rechter- en ter linkerhand uitbreken, en uw zaad zal de natiën erven, en zij zullen de verlaten steden bewonen’, (Jesaja 54:3);

met betrekking tot het rijk van de Heer en de Kerk, die de Kerk van de natiën wordt genoemd; dat de natiën voor de goedheden van de naastenliefde staan, of, wat hetzelfde is, voor diegenen, bij wie de goedheden van de naastenliefde zijn, blijkt hieruit, dat het zaad, of het geloof, hen erven zal; de steden staan voor de waarheden.

Ook bij Jesaja:

‘Ziet, Ik heb Hem tot een getuige van volken gegeven, een Vorst en Wetgever van volken; ziet, gij zult een natie roepen, welke gij niet kende, en de natie, welke u niet kende, zij zullen tot u lopen’, (Jesaja 55:4, 5);

waar sprake is van het rijk van de Heer; de volken voor de waarheden, de natiën voor de goedheden. In de Kerk zijn zij, die begiftigd zijn met het goede van de naastenliefde, de natiën, en zij die met de waarheden van het geloof begiftigd zijn, de volken, want de goedheden en de waarheden worden toegeschreven in overeenstemming met de subjecten, waartoe zij behoren.

Bij Jesaja:

‘De natiën zullen tot Uw licht wandelen, en de koningen tot de glans van Uw opgang; dan zult gij zien en toestromen, en uw hart zal verbaasd zijn en verwijd worden, dat de menigte van de zee tot u gekeerd zal worden, het leger van de natiën zal tot U komen’, (Jesaja 60:3, 5);

ten aanzien van het rijk van de Heer en de Kerk van de natiën; hier staan de natiën voor de goedheden; de koningen die tot de volken behoren, voor de waarheden.

Bij Zefanja:

‘De overblijfselen van Mijn volk zullen ze beroven, en de overigen van Mijn natie zullen zij erfelijk bezitten’, (Zefanja 2:9).

Bij Zacharia:

‘Vele volken, en talrijke natiën zullen komen, om Jehovah van de legerscharen in Jeruzalem te zoeken’, (Zacharia 8:22);

Jeruzalem staat voor het rijk van de Heer en voor de Kerk; de volken staat voor hen, die in de waarheden van het geloof zijn; de natiën voor hen, die in de goedheden van de naastenliefde zijn, waarom zijn onderscheiden genoemd worden.

Bij David:

‘Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten van het volk, Gij hebt mij gesteld tot een hoofd van de natiën; een volk, dat ik niet kende, zal mij dienen’, (Psalm 18:44);

hier op dezelfde wijze volk voor hen, die in de waarheden zijn; natiën voor hen die in het goede zijn, en omdat de waarheden en het goede de mens van de Kerk uitmaken, wordt er van beide gesproken.

Bij dezelfde:

‘De volken zullen U, o God, bekennen; de volken, allemaal, zullen U bekennen; de natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat Gij de volken zult richten in rechtmatigheid, en de natiën op de aarde zult leiden’, (Psalm 67:4, 5);

hier staan de volken duidelijk voor hen, die in de waarheden van het geloof zijn, en de natiën voor hen, die in de goedheden van de naastenliefde zijn.

Bij Mozes:

‘Gedenk aan de dagen van eeuwigheid, versta de jaren van geslacht en van geslacht; vraag uw vader en hij zal het u bekend maken, uw ouden, en zij zullen het u zeggen, toen de Allerhoogste aan de natiën de erfenis gaf, en Hij de zonen van de mens scheidde, heeft Hij de grenzen van de volken gesteld naar het getal van de zonen van Israël’, (Deuteronomium 32:7, 8);

waar sprake is van de Oudste Kerk en van de Oude Kerken, die de dagen van de eeuwigheid en de jaren van geslacht en van geslacht zijn, waar diegenen natiën genoemd werden, die in het goede van de naastenliefde waren, en aan wie de erfenis was gegeven, en zonen van de mens, en later volken, zij, die in de waarheden van het geloof uit de naastenliefde waren. Omdat door de natiën de goedheden van de Kerk worden aangeduid, en door de volken de waarheden, werd ook van Ezau en Jakob, toen zij nog in de moederbuik waren, gezegd:

‘Twee natiën zijn in uw buik, en twee volken zullen uit uw ingewanden vaneen gescheiden worden’, (Genesis 25:23). Hieruit kan nu blijken, wat de Kerk van de natiën in haar echte zin is: de Oudste Kerk was de ware Kerk van de natiën, en daarna was het de Oude Kerk. Omdat diegenen natiën genoemd worden, die in de naastenliefde zijn, en diegenen volken, die in het geloof zijn, wordt van priesterschap van de Heer gesproken met betrekking tot de natiën, omdat het priesterschap betrekking heeft op de hemelse dingen, die de goedheden zijn; en van Zijn koningschap wordt gesproken met betrekking tot de volken, omdat het betrekking heeft op de geestelijke dingen, die de waarheden zijn; wat ook in de Joodse Kerk wordt uitgebeeld; voordat de Joden koningen hadden, waren zij een natie, maar nadat zij koningen hadden aangenomen, werden zij een volk.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl