Bible

 

Joël 2:21

Studie

       

21 Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan.

Bible

 

I Koningen 8:36

Studie

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 861

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

861. En zij zijn opgeklommen op de breedte der aarde en omgaven het kamp der heiligen en de beminde stad, betekent dat zij, opgestookt door de drakonisten, al het ware van de Kerk verachtten en daarnaar streefden om alle dingen van de Nieuwe Kerk en haar leer zelf ten aanzien van de Heer en ten aanzien van het leven, te vernietigen.

Met opklimmen op de breedte der aarde, wordt aangeduid al het ware van de Kerk verachten, want met opklimmen op wordt aangeduid er overheen klimmen en eraan voorbijgaan, en dus verachten; en met de breedte der aarde wordt het ware van de Kerk aangeduid, waarover hierna; met het kamp der heiligen omsingelen, wordt aangeduid alle dingen van de Nieuwe Kerk belegeren en willen vernietigen, waarover in het volgende artikel; en met de beminde stad wordt de leer van de Nieuwe Kerk aangeduid; dat met de stad de leer van de Kerk wordt aangeduid, zie de nrs. 194, 501, 502, 712; die bemind wordt genoemd, omdat zij handelt over de Heer en over het Leven; het is immers de Leer van het Nieuwe Jeruzalem die hier wordt verstaan.

Dat deze dingen met die woorden worden aangeduid, kan niemand zien tenzij door de geestelijke zin van het Woord; het kan immers niet in iemands denken opkomen dat met de breedte van de aarde het ware van de Kerk wordt aangeduid en dat met het kamp der heiligen alle dingen van de Nieuwe Kerk worden aangeduid, zowel de ware als de goede dingen ervan en dat met de stad de leer ervan wordt aangeduid; en daarom is het, opdat het gemoed niet in twijfel zal blijven hangen, noodzakelijk dat het wordt aangetoond wat de breedte en wat het kamp der heiligen in de geestelijke zin betekenen, waaruit men daarna kan zien, dat de zin van die woorden zodanig is.

Dat de breedte van de aarde het ware van de Kerk betekent, is omdat er in de geestelijke wereld vier streken zijn: het oosten, het westen, het zuiden en het noorden; en het oosten en westen maken de lengte en het zuiden en noorden de breedte ervan; en omdat in het oosten en in het westen degenen wonen die in het goede van de liefde zijn en daarom met het oosten en het westen het goede wordt aangeduid, wordt het vandaar evenzo met de lengte aangeduid en omdat in het zuiden en het noorden degenen wonen die in de ware dingen van de wijsheid zijn en daarom met het zuiden en het noorden het ware wordt aangeduid, wordt het vandaar evenzo met de breedte aangeduid, maar meer hierover zie het werk ‘Hemel en Hel’ uitgegeven te Londen in 1758, nrs. 141-153.

Dat met de breedte het ware wordt aangeduid, kan vaststaan uit deze plaatsen in het Woord:

‘Jehovah, Gij hebt mij niet besloten in de hand van de vijand; Gij hebt mijn voeten doen staan in de breedte’, (Psalm 31:9).

‘Uit de benauwdheid heb ik Jah aangeroepen; Hij heeft mij geantwoord in de breedte’, (Psalm 118:5).

‘Jehovah voerde mij uit in de breedte, Hij rukte mij uit’, (Psalm 18:20).

‘Ik opwekkende de Chaldeeën, een bittere en snelle natie, wandelende in de breedte der aarde’, (Habakuk 1:6).

‘Aschur zal gaan door Jehudah, hij zal overstromen en er doorgaan en de uitstrekkingen van zijn vleugels zullen de volheid der breedte zijn’, (Jesaja 8:8).

‘Jehovah zal hen weiden zoals een schaap in de breedte’, (Hosea 4:16); en elders in, (Psalm 4:2; Psalm 66:12; Deuteronomium 33:20).

Ook wordt niet iets anders verstaan onder de breedte van de stad van het Nieuwe Jeruzalem, (Openbaring 21:16); wanneer immers onder het Nieuwe Jeruzalem de Nieuwe Kerk wordt verstaan, kan met haar breedte en lengte niet de breedte en de lengte worden aangeduid, maar haar ware en goede, deze immers zijn van de Kerk; zoals ook bij Zacharia:

‘Ik zei tot de engel: Waar gaat gij heen? Hij zei: Om Jeruzalem te meten, om te zien hoe groot haar breedte en hoe groot haar lengte is’, (Zacharia 2:2).

Evenzo met de breedten en de lengten van de Nieuwe Tempel en de Nieuwe Aarde bij (Ezechiël 40-47).

Verder ook met de lengten en de breedten van het altaar van het brandoffer, van de tabernakel, van de tafel waarop de broden lagen, van het rookaltaar en van de ark daarin; en eveneens met de lengten en de breedten van de tempel van Jeruzalem en met die van tal van andere dingen, die met maten werden aangeduid.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl