Bible

 

Joël 2:19

Studie

       

19 En de HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren, en den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden; en Ik zal u niet meer overgeven tot een smaadheid onder de heidenen.

Bible

 

I Koningen 8:36

Studie

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6397

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6397. Hij zal zijn volk richten zoals een der stammen Israëls; dat dit betekent dat hij een vanuit de ware dingen in het algemeen is die de stammen van Israël uitbeelden, staat vast uit de betekenis van richten, namelijk het ware in zijn ambt, waarover hierna; uit de betekenis van het volk, namelijk zij die in het ware zijn, waarover de nrs. 1259, 1260, 2928, 3295, 3581, 4619, hier zij die in het ware zijn en nog niet in het goede, want die zijn Dan of het volk van Dan, nr. 6396;

uit de uitbeelding van de stammen van Israël, namelijk alle ware en goede dingen van het geloof in het algemeen, waarover de nrs. 3858, 3926, 3939, 4060, 6335;

vandaar wordt met hij zal het volk richten zoals een der stammen Israëls, aangeduid dat dit ware dat met Dan wordt uitgebeeld, ook is onder de algemene ware dingen die de stammen van Israël uitbeelden. Dat zijn volk richten het ware in zijn ambt is, komt omdat door de stammen van Israël alle ware dingen in het algemeen worden uitgebeeld, zoals uit de eerder aangehaalde plaatsen kan vaststaan; en het zijn de ware dingen die richten; dus wordt met zijn volk richten het ware in zijn ambt aangeduid. In het Woord wordt gelezen dat de vierentwintig ouderlingen op tronen zullen zitten en de natiën en de volken zullen richten; en dat de twaalf apostelen eender op tronen zullen zitten en de twaalf stammen van Israël zullen richten; wie niet de innerlijke zin van het Woord kent, zal geloven dat dit zo zal plaatsvinden, maar hoe dat verstaan moet worden, kan vaststaan wanneer men vanuit de innerlijke zin weet wat de vierentwintig ouderlingen en wat de twaalf apostelen betekenen en verder wat de tronen, namelijk alle ware dingen in hun samenvatting, volgens welke het gericht is. Eender wordt hier onder het volk richten zoals een van de stammen Israëls, niet verstaan dat zij of enige ouderlingen van hen zullen richten, maar dat de ware dingen zelf zullen richten die met hen worden aangeduid, en dus de Heer alleen, want uit Hem gaat al het ware voort. Ten aanzien van de vierentwintig ouderlingen, dat zij op tronen zullen zitten en richten, het volgende bij Johannes:

‘Rondom de troon waren vierentwintig tronen en op de tronen zag ik vierentwintig ouderlingen zitten, bekleed met witte bekleedselen; en zij hadden op hun hoofden gouden kronen’, (Openbaring 4:4; 11:16);

en bij dezelfde:

‘Ik zag tronen en zij zaten neder en het Gericht werd hun gegeven’, (Openbaring 20:4). Over de twaalf apostelen bij Mattheüs:

‘Jezus zei: Gij die Mij gevolgd zijt in de wederverwekking, wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op de troon Zijner heerlijkheid, zo zult ook gij zitten op twaalf tronen, richtende de twaalf stammen Israëls’, (Mattheüs 19:28);

en bij Lukas:

‘Ik beschik voor u, zoals Mijn Vader voor Mij het Koninkrijk heeft beschikt, opdat gij eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk; en zit op tronen, richtende de twaalf stammen Israëls’, (Lukas 22:29, 30);

dat hier niet vierentwintig ouderlingen noch twaalf apostelen worden verstaan, maar alle ware en goede dingen in het algemeen, kan hieruit vaststaan dat geen mens, zelfs niet enige engel, iemand kan richten; de innerlijke dingen immers, hoedanig zij zijn en hoedanig zij zullen zijn en wel tot in het eeuwige, kan niemand weten dan de Heer alleen; dat met de twaalf apostelen eendere dingen als met de twaalf stammen zijn aangeduid, namelijk alle ware en goede dingen in een samenvatting, zie de nrs. 2129, 2553, 3488, 3858. Hieruit blijkt nu dat met Dan zal zijn volk richten zoals een der stammen Israëls, wordt aangeduid dat het ware dat door Dan wordt uitgebeeld, een onder de algemene ware dingen is, door welke het gericht wordt gehouden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl