Bible

 

Joël 2:12

Studie

       

12 Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.

Bible

 

Jeremia 13:16

Studie

       

16 Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister maakt, en eer uw voeten zich stoten aan de schemerende bergen; dat gij naar licht wacht, en Hij datzelve tot een schaduw des doods stelle, en tot een donkerheid zette.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 378

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

378. En zij hebben hun lange klederen gewassen, betekent, en die hun godsdienstige dingen gereinigd hebben van de boze dingen van het valse.

Met wassen in het Woord wordt aangeduid zich reinigen van de boze en de valse dingen en met de lange klederen worden de algemene ware dingen aangeduid, nr. 328; de algemene ware dingen zijn de erkentenissen van het ware en het goede vanuit de letterlijke zin van het Woord, volgens welke zij hebben geleefd en vandaar zijn het de godsdienstige dingen; en omdat al het godsdienstige betrekking heeft op het goede en het ware, worden daarom de lange klederen tweemaal genoemd, namelijk, ‘zij hebben de lange klederen gewassen en de lange klederen witgemaakt’.

De lange klederen of de godsdienstige dingen worden alleen bij diegenen gereinigd die tegen de boze dingen strijden en zo de valse dingen verwerpen, dus door verzoekingen, die worden aangeduid met de grote verdrukking, nr. 377.

Dat gewassen worden betekent gereinigd worden van de boze en de valse dingen en zo hervormd en wederverwekt worden, kan vaststaan uit de volgende plaatsen:

‘Wanneer de Heer zal afgewassen hebben de drek der dochteren Zions en de bloeden van Jeruzalem zal afgespoeld hebben in de geest des gerichts en in de geest der reiniging’, (Jesaja 4:4).

‘Wast u, reinigt u, doet het boze van uw werken weg van Mijn ogen; laat af van boos te doen’, (Jesaja 1:16).

‘Was uw hart van boosheid, o Jeruzalem, opdat gij behouden wordt’, (Jeremia 4:14).

‘Was mij van mijn ongerechtigheid en ik zal witter zijn dan sneeuw’, (Psalm 51:4, 9).

‘Al wiest gij u met salpeter en vermenigvuldigt gij u de zeep, zo zal uw ongerechtigheid nochtans de vlekken behouden’, (Jeremia 2:22).

‘Indien ik mij zal gewassen hebben in wateren der sneeuw en mijn handen zal gereinigd hebben met zeep, nochtans zullen mijn klederen mij verafschuwen’, (Job 9:30, 31).

‘Die in de wijn zijn bekleedsel wast en in het bloed der druiven zijn mantel’, (Genesis 49:11); dit ten aanzien van de Hemelse Kerk, waar vanuit diegenen zijn die in de liefde tot de Heer en in de hoogste zin ten aanzien van de Heer; de wijn en het bloed der druiven is het geestelijk en het hemels Goddelijk Ware.

‘Ik wies u met wateren en Ik spoelde de bloeden af van over u’, (Ezechiël 16:9); dit over Jeruzalem; de wateren zijn de ware dingen en de bloeden zijn de echtbrekingen van het ware.

Hieruit kan vaststaan, wat werd uitgebeeld en vandaar aangeduid met de wassingen in de Israëlitische Kerk, zoals dat ‘Aharon zich wassen zou alvorens de klederen der bediening aan te trekken’, (Leviticus 16:4, 24).

‘En alvorens te naderen tot het altaar voor de eredienst’, (Exodus 30:18-21; 40:30, 31).

‘Evenzo de Levieten’, (Numeri 8:6, 7).

‘Evenzo anderen, die door zonden onrein geworden waren; ja zelfs, dat zij vaten wiesen’, (Leviticus 11:32; 14:8, 9; 15:5-12; 17:15, 16; Mattheüs 23:25, 26).

‘Dat zij geheiligd werden door de wassingen’, (Exodus 29:4; 40:12; Leviticus 8:6).

‘Dat Naäman uit Syrië zich wies in de Jordaan’, (2 Koningen 5:10, 14).

En daarom waren, opdat zij zich zouden wassen, de bronzen zee en tal van wasvaten gesteld bij de tempel’, (1 Koningen 7:23-39).

En dat ‘de Heer de voeten van de discipelen wies’, (Johannes 13:10); ‘en tot de blinde zei, dat hij zich zou wassen in het badwater van Siloam’, (Johannes 9:6, 7, 11, 15).

Hieruit kan vaststaan dat de wassing bij de zonen Israëls de geestelijke wassing heeft uitgebeeld, namelijk de reiniging van de boze en de valse dingen en vandaar de hervorming en de wederverwekking.

Uit wat eerder is gezegd, blijkt ook wat werd aangeduid met de doop in de Jordaan door Johannes, (Mattheüs 3; Markus 1:4-13); en wat met deze woorden van Johannes ten aanzien van de Heer ‘dat Hij zou dopen met de Heilige Geest en met Vuur’, (Lukas 3:16; Johannes 1:33) en over zichzelf ‘dat hij met water doopt’, (Johannes 1:26), waaronder werd verstaan dat de Heer de mens wast of zuivert door het Goddelijk Ware en het Goddelijk Goede en dat Johannes met zijn doop die dingen heeft uitgebeeld; want de Heilige Geest is het Goddelijk Ware, het Vuur is het Goddelijk Goede en het Water is het uitbeeldende daarvan; het water betekent immers het Ware van het Woord, dat het goede wordt door het leven ernaar.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl