I Koningen 8:64
64
Ten zelfden dage heiligde de koning het middelste des voorhofs, dat voor het huis des HEEREN was, omdat hij aldaar het brandoffer en het spijsoffer bereid had, mitsgaders het vet der dankofferen; want het koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, was te klein, om de brandofferen, en de spijsofferen, en het vet der dankofferen te vatten.
Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3414
3414. Dat de woorden ‘en Abimelech zei tot Izaäk’ de innerlijke gewaarwording van de Heer ten aan zien van deze leer betekenen, blijkt uit de betekenis van zeggen, namelijk innerlijk gewaarworden, waarover vaak eerder; uit de uitbeelding van Abimelech, hier van de koning van de Filistijnen, namelijk deze leer, waarover de nrs. 3365, 3391;
en uit de uitbeelding van Izaäk, namelijk de Heer ten aanzien van het Goddelijk Redelijke.