Bible

 

Joël 1

Studie

1 Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Joel, den zoon van Pethuel:

2 Hoort dit, gij oudsten! en neemt ter oren, alle inwoners des lands! Is dit geschied in uw dagen, of ook in de dagen uwer vaderen?

3 Vertelt uw kinderen daarvan, en laat het uw kinderen hun kinderen vertellen, en derzelver kinderen aan een ander geslacht.

4 Wat de rups heeft overgelaten, heeft de sprinkhaan afgegeten, en wat de sprinkhaan heeft overgelaten, heeft de kever afgegeten, en wat de kever heeft overgelaten, heeft de kruidworm afgegeten.

5 Waakt op, gij dronkenen! en weent, en huilt, alle gij wijnzuipers! om den nieuwen wijn, dewijl hij van uw mond is afgesneden.

6 Want een volk is opgekomen over mijn land, machtig en zonder getal; zijn tanden zijn leeuwentanden, en het heeft baktanden eens ouden leeuws.

7 Het heeft mijn wijnstok gesteld tot een verwoesting, en mijn vijgeboom tot schuim; het heeft hem ganselijk ontbloot en nedergeworpen, zijn ranken zijn wit geworden.

8 Kermt, als een jonkvrouw, die met een zak omgord is vanwege den man van haar jeugd.

9 Spijsoffer en drankoffer is van het huis des HEEREN afgesneden; de priesters, des HEEREN dienaars, treuren.

10 Het veld is verwoest, het land treurt; want het koren is verwoest, de most is verdroogd, de olie is flauw.

11 De akkerlieden zijn beschaamd, de wijngaardeniers huilen, om de tarwe en om de gerst, want de oogst des velds is vergaan.

12 De wijnstok is verdord, de vijgeboom is flauw; de granaatappelboom, ook de palmboom en appelboom; alle bomen des velds zijn verdord; ja de vrolijkheid is verdord van de mensenkinderen.

13 Omgordt u, en rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij dienaars des altaars! gaat in, vernacht in zakken, gij dienaars mijns Gods! want spijsoffer en drankoffer is geweerd van het huis uws Gods.

14 Heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt de oudsten, en alle inwoners dezes lands, ten huize des HEEREN, uws Gods, en roept tot den HEERE.

15 Ach, die dag! want de dag des HEEREN is nabij, en zal als een verwoesting komen van den Almachtige.

16 Is niet de spijze voor onze ogen afgesneden? Blijdschap en verheuging van het huis onzes Gods?

17 De granen zijn onder hun kluiten verrot, de schathuizen zijn verwoest, de schuren zijn afgebroken, want het koren is verdord.

18 O, hoe zucht het vee, de runderkudden zijn bedwelmd, want zij hebben geen weide, ook zijn de schaapskudden verwoest.

19 Tot U, o HEERE! roep ik; want een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd, en een vlam heeft alle bomen des velds aangestoken.

20 Ook schreeuwt elk beest des velds tot U; want de waterstromen zijn uitgedroogd, en een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 10136

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

10136. En een tiende van meelbloem gemengd met gestoten olie, het vierendeel van een hin; dat dit betekent het geestelijk goede uit het hemelse zoveel als voor de verbinding genoeg is, staat vast uit de betekenis van het tiende van een efa, namelijk zoveel als genoeg is en voor zoveel als tot het nut dient, waarover de nrs. 8468, 8540, 9757 en uit de betekenis van de meelbloem, namelijk het ware vanuit het goede, nr. 9995, hier het ware vanuit het hemels goede en dit ware wordt het geestelijk goede genoemd.

Uit de betekenis van de olie, namelijk het hemels goede, nrs. 886, 3728, 4582, 4638, 9474, 9780.

Uit de betekenis van het vierendeel van een hin, namelijk zoveel als voor de verbinding genoeg is, want met vier wordt de verbinding aangeduid, nrs. 9601, 9674, vandaar is het vierendeel of het vierde deel zoveel als tot haar toereikend is.

De efa en de hin waren maten en met de maten wordt aangeduid de hoeveelheid van de zaak waarover wordt gehandeld; met de efa, die de maat was van de meelbloem, de tarwe en de gerst, de hoeveelheid van het goede en met de hin, die de maat was van de wijn en de olie, de hoeveelheid van het ware.

Dat het het tiende van een efa is dat wordt verstaan, staat vast bij (Leviticus 6:13) en elders.

Daaruit blijkt dat met een tiende van meelbloem gemengd met gestoten olie, het vierendeel van een hin, wordt aangeduid het geestelijk goede uit het hemelse zoveel als voor de verbinding genoeg is.

Wat het geestelijke en wat het hemelse is, zie nr. 9277.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9674

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9674. En gij zult geven hem op vier kolommen van Sittim; dat dit betekent het goede van de verdienste, dat van de Heer alleen is, dat verbindt en ondersteunt, staat vast uit de betekenis van vier, namelijk de verbinding, nrs. 1686, 8877; dat vier de verbinding is, komt omdat dit getal oprijst uit twee met zichzelf vermenigvuldigd en met de vermenigvuldigde getallen wordt hetzelfde aangeduid als met de enkelvoudige getallen waaruit zij zijn, nrs. 5291, 5335, 5708, 7973; dat twee de verbinding is, zie de nrs. 5194, 8423; uit de betekenis van de kolommen, dus de ondersteuning, waarover hierna; en uit de betekenis van het hout uit Sittim, namelijk het goede van de verdienste, dat van de Heer alleen is, nrs. 9472, 9486.

Dat dit goede het enige goede is dat regeert in de hemel, zie nr. 9486, dus eveneens dat wat de hemel ondersteunt.

Dat de kolommen de ondersteuning betekent, komt omdat zij de voorhang ondersteunden, zoals de planken uit houten van Sittim de gordijnen van het habitakel, nr. 9634.

Met de kolommen worden in de geestelijke zin de dingen aangeduid die de hemel en de Kerk ondersteunen, namelijk de goedheden van de liefde en de goedheden van het geloof uit de Heer.

Deze worden met kolommen [of pilaren] aangeduid bij David: ‘Ik zal in rechtheden richten; de landen zijn versmeltende en alle bewoners ervan, Ik zal haar pilaren bevestigen’, (Psalm 75:2,3).

Bij Job: ‘God die de aarde doet beven uit haar plaats, zodat haar pilaren sidderen’, (Job 9:6); de pilaren der aarde voor de goedheden en waarheden die de Kerk ondersteunen, want de aarde in het Woord is de Kerk, nr. 9325.

Dat het niet de pilaren van de aardbol zijn die sidderen, is duidelijk.

Bij Johannes: ‘Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel van Mijn God en hij zal niet langer naar buiten uitgaan; en Ik zal op hem schrijven de Naam van Mijn God en de Naam van de stad van Mijn God, van het Nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel van Mijn God en Mijn nieuwe Naam’, (Openbaring 3:12).

De pilaar in de tempel voor de goedheden en waarheden van de Kerk, die ook zijn de Naam van God en de naam van de stad het Nieuwe Jeruzalem; dat de Naam van God al het goede en ware van de Kerk is, of alles in een samenvatting, waardoor de Heer wordt vereerd, zie de nrs. 2724, 3006, 6674, 9310.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl