Bible

 

Jeremia 50:40

Studie

       

40 Gelijk God Sodom en Gomorra en haar naburen heeft omgekeerd, spreekt de HEERE, alzo zal niemand aldaar wonen, en geen mensenkind in haar verkeren.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6075

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6075. Ook wij, ook onze vaders; dat dit betekent dat het zo is vanaf de Ouden, staat vast uit de betekenis van de vaders, namelijk diegenen die van de Oude Kerk waren, nr. 6050. In het Woord worden, waar over de Joden en de Israëlieten wordt gehandeld, op tal van plaatsen de vaders met lof vermeld; degenen die in de letterlijke zin blijven, verstaan onder de vaders daar geen anderen dan Abraham, Izaäk en Jakob en eveneens de zonen van Jakob; maar in de innerlijke zin worden daar onder de vaders, wanneer het in de goede zin is, niet dezen verstaan, maar zij die van de Oudste Kerk waren, die vóór de vloed was en zij die van de Oude Kerk waren, die na de vloed was; beiden werden vaders genoemd omdat van hen de Kerk afstamde en de dingen die van de Kerk zijn waren afgeleid; onder de vaders worden diegenen verstaan die van de Oude Kerk waren, bij Mozes:

‘Aan uw vaders heeft Jehovah lust gehad om hen lief te hebben en Hij heeft hun zaad na hen uitverkoren’, (Deuteronomium 10:15);

en bij dezelfde:

‘Gedenk aan de dagen der eeuwigheid, versta de jaren van geslacht en van geslacht, toen de Allerhoogste aan de natiën de erfenis gaf, toen Hij de zonen des mensen scheidde, heeft Hij de grenzen der volken gesteld naar het getal der zonen Israëls; maar toen Jesurun vet werd, verzaakte hij God; zij offeren aan demonen, aan de goden die van nabij gekomen waren en die uw vaders niet gekend hebben’, (Deuteronomium 32:7, 8, 15, 17);

deze dingen staan in het profetische gezang van Mozes, waarin over de Oude Kerk wordt gehandeld van vers 7-15 en over de nakomelingen van Jakob van vers 15-44; de staat van de Oudste Kerk, die vóór de vloed was, wordt aangeduid met de dagen der eeuwigheid; en de staat van de Oude Kerk, die na de vloed was, met de jaren van geslacht en van geslacht; de staat van hun goede met de erfenis die de Allerhoogste aan de natiën gaf; en de staat van hun ware daarmee dat de Allerhoogste de zonen des mensen scheidde, de grenzen van de volken stelde naar het getal van de zonen Israëls; dat dit getal, of twaalf, alle ware dingen van het geloof in de samenvatting zijn, zie de nrs. 577, 2089, 2129, 2130, 3272, 3858, 3913; daaruit blijkt dat met de vaders diegenen worden aangeduid die van de Oude Kerken zijn. Eender in deze volgende plaatsen; bij Jesaja: Ons huis der heiligheid en ons sieraad, waar onze vaders U geloofd hebben, is tot een brand des vuurs geworden’, (Jesaja 64:11).

Bij Jeremia:

‘Heeft niet uw vader gegeten en gedronken; maar hij deed gericht en gerechtigheid; toen ging het hem wel’, (Jeremia 22:15).

Bij dezelfde:

‘Zij hebben gezondigd tegen Jehovah, het habitakel der gerechtigheid en de hoop van hun vaders, tegen Jehovah’, (Jeremia 50:7).

Bij David:

‘O God, wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben ons verteld het werk dat Gij gewerkt hebt in hun dagen, in de dagen der oudheid’, (Psalm 44:2);

zo ook de vaders bij, (Daniël 11:24, 37, 38);

dat diegenen die van de Oude Kerken waren, onder de vaders op deze plaatsen worden verstaan, verschijnt niet in de letterlijke zin, maar vanuit de innerlijke zin, waarin gehandeld wordt over de Kerk en over haar goede en ware dingen; ook wordt de Kerk zelf, omdat zij het hemels huwelijk is, dat wil zeggen, het huwelijk van het goede en het ware, in het Woord ten aanzien van het goede ‘vader’ en ten aanzien van het ware ‘moeder’ genoemd, nrs. 3703, 5581.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Bible

 

Daniël 11:38

Studie

       

38 En hij zal den god Mauzzim in zijn standplaats eren; namelijk den god, welken zijn vaders niet gekend hebben, zal hij eren met goud, en met zilver, en met kostelijk gesteente, en met gewenste dingen.