Bible

 

Jeremia 50:2

Studie

       

2 Verkondigt onder de heidenen, en doet horen, en werpt een banier op, laat horen, verbergt het niet; zegt: Babel is ingenomen, Bel is beschaamd, Merodach is verpletterd, haar afgoden zijn beschaamd, haar drekgoden zijn verpletterd!

Ze Swedenborgových děl

 

Hemel en Hel # 365

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 603  
  

365. Uit deze dingen moge het duidelijk zijn, dat de rijke zowel als de arme in de hemel komt, en de een even gemakkelijk als de andere. Dat men gelooft dat de arme gemakkelijk en de rijke moeilijk in den hemel komt, is daaraan te wijten, dat het Woord niet goed begrepen wordt, waar de rijke en de arme genoemd worden. Door de rijken worden in het Woord in de geestelijken zin zij bedoeld die in overvloed de kennis van het goede en het ware bezitten, dus zij die in de kerk zijn waar het Woord is, en door de armen worden zij verstaan die zulke kennis ontberen en haar toch begeren, dus zij die buiten de kerk zijn waar het Woord niet is. Door de rijke man die in purper en fijn linnen was gekleed en in de hel werd geworpen, wordt het joodse volk bedoeld dat rijk genoemd wordt, omdat zij het Woord hadden en zodoende in overvloed kennis van het goede en het ware bezaten. Door klederen van purper worden de kundigheden van het goede, en met fijn linnen worden de kundigheden van het ware bedoeld. Maar door de arme man, die aan zijn poort lag en die verlangde verzadigd te worden met de kruimels die van de tafel van de rijken vielen, en die door engelen in de hemel werd gedragen, worden de heidenen bedoeld die geen kennis van het goede en het ware hadden en er toch naar verlangden. (Lucas 16:19, 31)Met de rijken die tot een grote maaltijd waren geroepen en zich verontschuldigden, wordt ook het Joodse volk bedoeld, en met de armen, in hun plaats ingebracht, de heidenen die buiten de kerk waren. (Lucas 14:16, 24)Met de rijke man, over wie de Heer zegt: Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijk man om in het koninkrijk Gods te komen, (Mattheüs 19:24) worden de rijken in beide betekenissen, zowel natuurlijk als geestelijk, bedoeld. De rijken in de natuurlijke zin zijn zij die overvloed van rijkdom hebben en met hun hart daaraan gehecht zijn; maar in geestelijke zin zij die overvloed van kennis en geleerdheid bezitten, die geestelijke rijkdommen zijn, en daardoor zichzelfdoor hun eigen inzicht in de dingen van de hemel en van de kerk willen brengen. En daar dit tegen de Goddelijke orde is, wordt gezegd dat het gemakkelijker is voor een kameel om door het oog van een naald te gaan, want in de geestelijke zin wordt met een kameel het vermogen bedoeld om te leren en te weten in het algemeen, en met het oog van een naald wordt bedoeld geestelijke waarheid. Dat met een kameel en het oog van een naald zulke dingen bedoeld worden, is heden ten dage niet bekend, omdat op heden de wetenschap nog niet werd geopenbaard aangaande de betekenis van de geestelijke zin van de dingen die in de letterlijke zin van het Woord vermeld zijn. In elke bijzonderheid van het Woord is een geestelijke zin èn een natuurlijke zin; want het Woord werd geschreven door zuivere overeenstemmingen van natuurlijke met geestelijke dingen, opdat er een verbinding van de hemel met de wereld zou bestaan, of van de engelen met de mensen, nadat de onmiddellijke verbinding had opgehouden. Daaruit blijkt duidelijk wie in het bijzonder bedoeld worden in het Woord door de rijke man. Dat in het Woord door de rijken in geestelijke zin zij bedoeld worden die in de kennis van het ware en het goede zijn, en door rijkdommen de kennis zelf die inderdaad geestelijke rijkdom is, kan uit verschillende plaatsen worden aangetoond, (zoals in Jesaja 10:12, 14; 45:3; Jeremia 17:3; 48:7; 50:36-37; 51:13; Daniël 5:2, 4; Ezechiël 26:7, 12 en hoofdstuk 27 tot het einde; Zacharia 9:3-4; Psalm 40:13; Hosea 12:5; Apocalyps 3:17-18; Lucas 14:33 en elders); en eveneens dat door de armen in de geestelijke zin zij worden bedoeld, die de kennis van het goede en het ware niet bezitten en haar toch verlangen. (Mattheüs 11:5; Lucas 6:20-21; 45:21 [NCBS: 14:21]; Jesaja 14:30; 29:19; 41:17-18; Zefanja 3:12, 18)Van al deze plaatsen kan men de uitlegging volgens de geestelijke zin vinden in de Hemelse Verborgenheden nr. 10227.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.