Bible

 

Jeremia 49:17

Studie

       

17 Alzo zal Edom worden tot een ontzetting; al wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten, en fluiten over al haar plagen.

Ze Swedenborgových děl

 

Het Laatste Oordeel # 61

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 74  
  

61. Deze verwoesting vond plaats nadat hun bezoeking was voltooid, want bezoeking gaat altijd vooraf. Bezoeking is het onderzoek naar de hoedanigheid en ook de afscheiding van de goeden van de bozen; en dan worden daarbij de goeden weggeleid en de bozen achter gelaten. Toen dat was geschied, waren er geweldige aardbevingen, waaruit zij opmaakten dat het laatste oordeel op handen was, waarna zij allen begonnen te beven. Men zag toen hen, die de Zuidelijke streek bewoonden, en voornamelijk hen, die daar in de grote stad waren, (zie boven n.58) heen en weer lopen, sommigen om overhaast te vluchten, sommigen om zich in grotten te verbergen, anderen in de kelders en holen waar hun schatten waren, waaruit anderen weer wegdroegen, wat hen ook maar voor de hand kwam. Maar na de aardbeving barstte er een opwelling van beneden uit, die alles in de stad en de omliggende streek deed instorten, en na die uitbarsting kwam er een hevige wind uit het Oosten, die alles blootlegde, schudde en op zijn grondvesten omverwierp. Allen die daar waren, werden uit hun plaatsen en schuilhoeken weggeleid en in een zee geworpen waarvan de wateren zwart waren. De menigten, die daarin geworpen werden bedroegen vele tienduizenden. Daarna steeg er uit de hele streek een dichte rook op, als na een geweldige brand, en tenslotte en dichte stofwolk, die door de oostenwind naar de zee gedreven werd en daarover heen gestrooid. Want hun schatten werden tot stof verteerd met alles wat zij heilig hielden, omdat zij er bezit van hadden. Dit stof werd over de zee verstrooid, omdat zulk stof de veroordeling betekent. Tenslotte werd er iets gezien, dat over die gehele streek zweefde, en dat bij nadere beschouwing er uitzag als een draak; ten teken dat uit die gehele grote stad en uit die gehele streek een woestenij geworden was. Dit werd gezien omdat door "draken" de valsheden van zo'n godsdienst worden aangeduid, en door "hun woning" de woeste staat, die na hun verdelging overblijft; zoals vermeld in Jesaja 9:11, 10:22, 49:33 en Maleachi 1:3.

Er werden ook sommigen gezien, alsof zij een molensteen om hun linkerarm hadden, wat er een voorstelling van was, dat zij door het Woord hun goddeloze leerstellingen hadden bevestigd. Een "molensteen" heeft die betekenis, en daaruit blijkt wat in de Openbaringen wordt aangeduid met de woorden: "Een engel hief een steen op als een grote molensteen, en wierp die in de zee, zeggende: "Aldus zal met geweld Babylon, die grote stad, geworpen worden en zal niet meer worden gevonden." (Opb. 18:21) Maar zij die in de vergaderzaal waren, ook in diezelfde streek, maar dichter bij het Oosten, waarin zij beraadslaagden over de middelen om hun heerschappij uit te breiden, en de middelen om het volk in onwetendheid en daarmee in blinde gehoorzaamheid te houden (zie boven n.58), deze werden niet in de zwarte zee geworpen, maar in een afgrond, die zich in de lengte en in de diepte onder hen en om hen heen opende. Aldus werd het laatste oordeel voltrokken over de Babyloniers in de Zuidelijke streek. Maar het laatste oordeel over hen, die in de voorzijde van de Westelijke streek waren, n over hen, die in de Noordelijke streek waren, waar ook de grote stad was, werd als volgt voltrokken. Na een geweldig aardbeven, dat alles wat daar was tot aan zijn grondvesten had doen sidderen (deze aardbevingen worden bedoeld in het Woord, in Mattheüs 24:7; Lukas 21:11; en in Openbaring 6:12; 8:5; 11:13; 16:18; en in de profetieën van het Oude Testament; en geen aardbevingen op deze aarde) kwam er een wind uit het Oosten, die zijn weg door het Zuiden en het Westen naar het Noorden vervolgde, en die gehele streek van alles ontblootte. Eerst dat deel aan de voorzijde in de Westelijke streek, waar onder de grond de geesten woonden, die in de duistere eeuwen geleefd hadden. Daarna de grote stad, die zich vanuit die streek uitstrekte door geheel het Noorden naar het Oosten, waaruit alles geheel ontbloot te voorschijn kwam. Maar omdat daar niet zo vele schatkamers waren, werd er geen opwelling en geen schatten verterende zwavelbrand gezien, maar alleen instorting en verwoesting, en vervolgens de vertering van alles in rook. De oostenwind blies heen en weer, wierp alles omver, verwoestte het en vaagde het ook weg. De monniken en het gewone volk werden bij vele tienduizenden weggevoerd, sommigen werden in de zwarte zee geworpen, aan die zijde ervan die naar het Westen ziet en sommigen in de grote Zuidelijke kloof (waarvan hierboven sprake was) anderen in de Westelijke afgrond. Weer anderen in de hellen der Heidenen geworpen, want een deel van hen, die in de duistere eeuwen leefden waren afgodendienaars, evenals de Heidenen. Er werd ook een rook gezien, die van daar opsteeg en naar de zee trok, en zich daarover verspreidde en een zwarte korst vormde. Want dat deel van de zee waarin zij geworpen waren, werd overdekt met een korst van stof en rook, waarin hun woningen en schatten waren veranderd. Daarom is die zee ook niet meer zichtbaar, maar in plaats daarvan ziet men alleen iets zwarts, waaronder hun hel zich bevindt. Het laatste oordeel over hen, die in de Oostelijke streek op de bergen woonden (over wie men boven in n.58 lezen kan) werd als volgt voltrokken. Die bergen zag men neerzinken in de diepte, en allen die daarop waren verzwelgen; en hij, die zij op een van die bergen hadden geplaatst en als God hadden voorgesteld, zag men eerst zwart worden en vervolgens vurig, en met het hoofd vooruit in de hel geworpen worden. Want de monniken uit verschillende orden, die op de bergen waren, zeiden dat hij God was en dat zij Christus waren; en overal waar zij heen gingen namen zij de goddeloze mening met zich mee, dat zij Christus waren.

Als laatste werd het oordeel voltrokken over hen, die verder weg in de Westelijke streek woonden, en daar op de bergen, welke worden verstaan met "de vrouw gezeten op het scharlaken beest hebbende zeven hoofden, die zeven bergen zijn." (zie n.58) Hun bergen werden ook gezien, sommige openden zich in het midden, waar geweldige kloven ontstonden rond gaande in een spiraal, en zij, die op de bergen waren, werden daarin geworpen. Sommige bergen werden in de grondvesten uiteen gereten, het onderste boven gekeerd. Zij die zich van daaruit in de vlakte bevonden, werden als met een stortvloed overstroomd en bedolven, terwijl zij, die uit andere streken bij hen waren, in de afgronden werden geworpen. Wat hier nu is medegedeeld, is evenwel een klein deel van wat ik zag; meer daarover zal in de "Apocalyps Onthuld" gegeven worden. Deze dingen gebeurden en werden geheel voleindigd in het begin van het jaar 1757. Wat de kloven betreft, waarin allen geworpen werden, die niet in de zwarte zee gestort werden, dit waren er velen. Vier daarvan werden aan mij getoond; een grote en de Zuidelijke streek in het Oosten daarvan, de andere in de Westelijke streek naar het Zuiden daarvan; de derde in het Noorden van de Westelijke streek; en de vierde verder weg in de hoek tussen het Westen en het Noorden. De kloven en de zee zijn hun hellen. Deze werden gezien, en behalve deze zijn er nog vele andere die ik niet zag; want de hellen voor de Babyloniers zijn onderscheiden volgens de verschillende geestelijke ontheiligingen, die tot de goede en ware dingen van de kerk behoren.

  
/ 74  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.