Bible

 

Jeremia 49

Studie

   

1 Tegen de kinderen Ammons zegt de HEERE alzo: Heeft dan Israel geen kinderen? Heeft hij geen erfgenaam? Waarom is dan Malcham erfgenaam van Gad, en waarom woont zijn volk in deszelfs steden?

2 Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik over Rabba der kinderen Ammons een krijgsgeschrei zal doen horen, en zij zal tot een woesten hoop worden, en haar onderhorige plaatsen zullen met vuur aangestoken worden; en Israel zal erven degenen, die hem geerfd hadden, zegt de HEERE.

3 Huil, o Hesbon! want Ai is verstoord; krijt, gij dochteren van Rabba, gordt zakken aan, drijft misbaar, en loopt om bij de tuinen; want Malcham zal wandelen in gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen.

4 Wat roemt gij op uw dalen? Uw dal is weggevloten, gij afkerige dochter! die op haar schatten vertrouwt, zeggende: Wie zou tegen mij komen?

5 Ziet, Ik zal vreze over u brengen, spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen, van allen, die rondom u zijn, en gijlieden zult, een iegelijk voor zich henen, uitgedreven worden, en niemand zal den omdolende vergaderen.

6 Maar daarna zal Ik de gevangenis der kinderen Ammons wenden, spreekt de HEERE.

7 Tegen Edom zegt de HEERE der heirscharen alzo: Is er dan geen wijsheid meer te Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder wijsheid onnut geworden?

8 Vliedt, wendt u, woont in diepe plaatsen, gij inwoners van Dedan! want Ik heb Ezau's verderf over hem gebracht, den tijd, dat Ik hem bezocht heb.

9 Zo er wijnlezers tot u gekomen waren, zouden zij niet een nalezing hebben overgelaten? Zo er dieven bij nacht gekomen waren, zouden zij niet verdorven hebben zoveel hun genoeg ware?

10 Maar Ik heb Ezau ontbloot, Ik heb zijn verborgene plaatsen ontdekt, dat hij zich niet zal kunnen versteken; zijn zaad is verstoord, ook zijn broeders, en zijn naburen, en hij is er niet meer.

11 Laat uw wezen achter, en Ik zal hen in het leven behouden, en laat uw weduwen op Mij vertrouwen.

12 Want zo zegt de HEERE: Ziet, degenen, welker oordeel het niet is den beker te drinken, zullen ganselijk drinken; en zoudt gij enigszins onschuldig gehouden worden? Gij zult niet onschuldig worden gehouden, maar gij zult ganselijk drinken.

13 Want Ik heb bij Mijzelven gezworen, spreekt de HEERE, dat Bozra worden zal tot een ontzetting, tot een smaadheid, tot een woestheid, en tot een vloek; en al haar steden zullen worden tot eeuwige woestheden.

14 Ik heb een gerucht gehoord van den HEERE, en er is een gezant geschikt onder de heidenen, om te zeggen: Vergadert u, en komt aan tegen haar, en maakt u op ten strijde.

15 Want zie, Ik heb u klein gemaakt onder de heidenen, veracht onder de mensen.

16 Uw schrikkelijkheid heeft u bedrogen, en de trotsheid uws harten, gij, die woont in de kloven der steenrotsen, die u houdt op de hoogte der heuvelen! Al zoudt gij uw nest zo hoog maken als de arend, zo zal Ik u van daar nederstoten, spreekt de HEERE.

17 Alzo zal Edom worden tot een ontzetting; al wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten, en fluiten over al haar plagen.

18 Gelijk de omkering van Sodom en Gomorra en haar naburen, zal het zijn, zegt de HEERE; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren.

19 Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal hem in een ogenblik daaruit doen lopen; en wie daartoe verkoren is, dien zal Ik tegen haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden, en wie is die herder, die voor Mijn aangezicht bestaan zou?

20 Daarom hoort des HEEREN raadslag, dien Hij over Edom heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij gedacht heeft over de inwoners van Theman: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen nedertrekken! Indien hij hunlieder woning niet boven hen zal verwoesten!

21 De aarde heeft gebeefd van het geluid huns vals, van het gekrijt, welks geluid gehoord is bij de Schelfzee.

22 Ziet, hij zal opkomen en snel vliegen, als een arend, en zijn vleugelen over Bozra uitbreiden; en het hart van Edoms helden zal te dien dage wezen, als het hart ener vrouw, die in nood is.

23 Tegen Damaskus. Beschaamd is Hamath en Arpad; omdat zij een boos gerucht gehoord hebben, zijn zij gesmolten; bij de zee is bekommernis, men kan er niet rusten.

24 Damaskus is slap geworden, zij heeft zich gewend, om te vluchten, en siddering heeft haar aangegrepen; benauwdheid en smarten als van een barende vrouw hebben haar bevangen;

25 Hoe is de beroemde stad niet gelaten, de stad Mijner vrolijkheid!

26 Daarom zullen haar jongelingen vallen op haar straten; en al haar krijgslieden zullen te dien dage nedergehouwen worden, spreekt de HEERE der heirscharen.

27 En Ik zal een vuur aansteken in den muur van Damaskus, en het zal Benhadads paleizen verteren.

28 Tegen Kedar, en tegen de koninkrijken van Hazor, die Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, zegt de HEERE alzo: Maakt u op, trekt op tegen Kedar, en verstoort de kinderen van het oosten.

29 Zij zullen hun tenten en hun kudden nemen, hun gordijnen en al hun gereedschap, en hun kemelen voor zich wegnemen; en zij zullen tegen hen uitroepen: Schrik van rondom!

30 Vliedt, zwerft fluks henen weg, woont in diepe plaatsen, gij inwoners van Hazor! spreekt de HEERE; want Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft een raadslag tegen ulieden beraadslaagd, en een gedachte tegen hen gedacht.

31 Maakt u op, trekt op tegen het volk, dat rust heeft, dat in zekerheid woont, spreekt de HEERE; dat geen deuren noch grendel heeft, die alleen wonen.

32 En hun kemelen zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit zijn; en Ik zal hen verstrooien in alle winden, te weten degenen, die aan de hoeken afgekort zijn; en Ik zal hunlieder verderf van al zijn zijden aanbrengen, spreekt de HEERE.

33 En Hazor zal worden tot een drakenwoning, een verwoesting tot in eeuwigheid; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren.

34 Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied is tegen Elam, in het begin des koninkrijks van Zedekia, den koning van Juda, zeggende:

35 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal verbreken Elams boog, het voornaamste van hunlieder geweld.

36 En Ik zal de vier winden uit de vier hoeken des hemels over Elam aanbrengen, en zal hen in al diezelve winden verstrooien; en er zal geen volk zijn, waarhenen Elams verdrevenen niet zullen komen.

37 En Ik zal Elam versaagd maken voor het aangezicht hunner vijanden, en voor het aangezicht dergenen, die hun ziel zoeken, en zal een kwaad over hen brengen, de hittigheid Mijns toorns, spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard achter hen zenden, totdat Ik hen verteerd zal hebben.

38 En Ik zal Mijn troon in Elam stellen; en zal den koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt de HEERE;

39 Maar het zal geschieden in het laatste der dagen, dat Ik Elams gevangenis wenden zal, spreekt de HEERE.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalypse Explained # 714

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 1232  
  

714. And behold a great red dragon, signifies all who are merely natural and sensual from the love of self, and yet have more or less knowledge from the Word, from doctrine therefrom or from preaching, and think to be saved by knowledge alone apart from life. This is evident from the signification of "dragon," as being a man who is merely natural and sensual, and yet has a knowledge of things in themselves spiritual, whether from the Word or from preaching or from religion (of which presently); also from the signification of "great red," as meaning to be in the love of self and in its evils; for "great" is predicated in the Word of good, and in the contrary sense of evil, as "many" is predicated of truths, and in the contrary sense of falsities (See above, n. 336, 337, 424), and "red" is predicated of love in both senses, namely, of celestial love, which is love to the Lord, and in the contrary sense of diabolical love, which is the love of self (of which also above, n. 364). This shows that "a great red dragon" means all who are merely natural and sensual from the love of self, and yet have more or less knowledge from the Word or from doctrine therefrom or from preaching, and who think to be saved by knowledge alone without the life of charity. Such think to be saved by knowledge alone without the life of charity, because all who live for the body and the world, and not for God and heaven, become merely natural and sensual; for everyone is inwardly formed according to his life, and to live for the body and the world is to live a natural and sensual life, while to live for God and heaven is to live a spiritual life.

[2] Every man is born sensual from his parents; and by his life in the world becomes natural more and more interiorly, that is, rational, according to his moral and civil life and the lumen acquired therefrom; afterwards he becomes a spiritual man by means of truths from the Word or from doctrine from the Word, and by a life according to these truths. From this it can be seen that one who knows the things taught in the Word or in doctrine or by a preacher, and does not live according to them, however learned and erudite he may appear, is nevertheless not spiritual but natural, and even sensual, for knowledge [scientia] and the ability to reason do not make man spiritual, but the life itself.

This is so because knowledge and the faculty of reasoning are merely natural, and can therefore also be with evil men, even with the worst of men; but truths from the Word with a life according to them are what make man spiritual, for life is willing truths and doing them from a love of them; this is not possible to the natural man alone, but must come from the spiritual, and from its influx into the natural; for to love truths and from love to will them and from that will to do them is from heaven, that is, through heaven from the Lord, and is in its nature celestial and Divine; this cannot flow in immediately into the natural mind, but only mediately through the spiritual mind, which is capable of being opened and formed for the reception of heavenly light and heat, that is, for the reception of Divine truth and Divine good. These cannot flow immediately into the natural mind, for the reason that man's hereditary evils, which belong to the love of self and the world, have their seat in that mind; therefore the natural man, viewed in itself, loves nothing but self and the world, and from love wills, and from will does those evils, and these block the way to the influx of anything out of heaven into the natural man, and its reception there; therefore it has been provided by the Lord that these evils can be removed, and for a place to be given for the truths and goods of spiritual love, namely, by the opening and formation of the spiritual mind which is above the natural mind, and by the influx of heaven from the Lord through that mind into the natural mind.

[3] This has been said that it may be known that to know the things that are of the Word and of the doctrine of the church does not make man spiritual, but a life according to those things that the Lord has commanded in the Word; therefore although such know many things from the Word they yet remain natural and sensual. Such are signified in the Word by "the dragon." They therefore are signified by "the dragon" because the dragon is a kind of serpent that not only creeps on the ground but also flies, and thence it appears in heaven; and it is because of this flying and appearing in heaven that the dragon means those who are in a knowledge of the truths from the Word, and not in a life according to them, "serpents" in general signifying the sensual things of man (See above, n. 581), and this is why "the dragon" (in the ninth verse of this chapter and in the second verse of the twentieth chapter) Revelation 12:9, 20:2, is called "the old serpent."

[4] Since in the rest of this chapter and also afterwards "the dragon" is treated of, it shall be told what sort of persons, in general and in particular, it signifies. In general it signifies those who are more or less natural, and yet are in a knowledge of spiritual things from the Word. But in particular it signifies those who have confirmed themselves by doctrine and life in a faith separated from charity. These constitute the head of the dragon. But those who from self-intelligence hatch out for themselves dogmas from the Word constitute its body, while those who study the Word without doctrine constitute its external parts. All these also falsify and adulterate the Word, since they are in the love of self, and thence in the pride of self-intelligence, from which they become merely natural, yea, even sensual, and the sensual man is unable to see the genuine truths of the Word because of fallacies, obscurity of perception, and the evils of the body residing therein; for the sensual clings to the body, from which such things come.

[5] 1. In the first place, "the dragon" means in general those who are more or less natural, and yet are in a knowledge of spiritual things from the Word, because "serpents" signify in general the sensual things in man, and thence sensual men; therefore "the dragon," which is a flying serpent, signifies the sensual man who yet flies towards heaven in that he talks and thinks from the Word or from doctrine from the Word. For the Word itself is spiritual, because it is in itself Divine, and is therefore in heaven. But since the mere knowledge of spiritual things from the Word does not make man spiritual, but a life according to those things that are in the Word, therefore all of those who are in knowledge from the Word and are not in a life according to that knowledge are natural and even sensual.

[6] The sensual who are meant by "the dragon" are those who do not see anything from the light of heaven, but only from the light of the world, and who from that light alone, when excited by the fire of the love of self and pride therefrom are able to talk about Divine things, and to reason keenly and readily about them; but yet they are unable to see whether these things be truths or not, calling that truth which they have imbibed from childhood from a master or preacher, and then from doctrine, and which they have afterwards confirmed by some passages of the Word not interiorly understood. Because they see nothing from the light of heaven they do not see truths, but in place of them falsities, which they call truths; for truths themselves can be seen only in the light of heaven, and not in the light of the world unless that light is illuminated by the light of heaven. These being such love no other than a bodily and worldly life; and as the pleasures and lusts of that life have their seat in the natural man the interiors of such are filthy and crowded with evils of every kind, which close up every way for the influx of the light and heat of heaven; consequently they are inwardly devils and satans, however much they may appear to be spiritual and to be Christians by their talk and simulated gestures. Such are merely sensual, for while they are able to talk outwardly about the holy things of the church, inwardly they believe nothing; and those who think they believe have only a historical and thence a persuasive belief derived from some teacher or from self-intelligence, which in itself is false, but which they believe for the sake of fame, honor, or gain. Such are meant in general by "dragons." But there are many that are signified in particular by the dragon, for there are some that have reference to the head, some to the body, and some to the external parts.

[7] 2. Those that have reference in particular to the head of the dragon are those who have confirmed themselves both by doctrine and by life in faith alone, which is faith separated from charity. These refer to the head of the dragon because most of them are erudite and are believed to be learned; for they have confirmed themselves in the belief that they are saved by simply thinking what the church teaches, which they call believing. But what their doctrine is and what their life is shall be told. Their doctrine is, that God the Father sent His Son, born from eternity, into the world, that He might become man, might fulfill all things of the law, might bear the iniquities of all and suffer the cross; and that thereby God the Father was reconciled and moved to compassion; and that those who from confidence were in a faith respecting these things would be received into heaven; and that the confidence of that faith, together with the Lord, would intercede and save; consequently that such a faith is given to mankind, who are separated from God the Father, as a medium of reception and salvation, because when Adam had eaten of the tree of knowledge man was no longer in a state to do good of himself, for he had thus lost, with the image of God, his free will; lastly, that these things are the Lord's merit, by which alone man can be saved. These in respect to doctrine are the primary things of faith with those who are in faith alone. Elsewhere, the Lord willing, it shall be explained and illustrated that no one can, from any spiritual sight, which is of the understanding, perceive and thus believe anything of this; but such things can be known and talked about only from the memory, without any understanding, thus that in that doctrine there is nothing of intelligence.

[8] Of what quality such as these are in respect to life shall also be stated. They teach that man is led of God by faith alone, even to the endeavor to do good, and that good itself in act contributes nothing to salvation, but faith alone does this, and that then nothing of evil condemns him, because he is in grace and is justified. Moreover, they have thought out the steps, which they call the progressions of faith alone, even to the last step of justification; the first is information as to the things that pertain to faith, especially those above mentioned; the second is confirmation from the Word or from preaching; the third is mental investigation whether it be so or not; and as doubt and consequent wavering, which is temptation, then flow in, there must be confirmation from the Word respecting the operation of faith, from which comes confidence, which is victory. They add that heed must be taken that the understanding be not allowed to go further than to secure confirmations from the Word respecting justification by faith alone; if it goes beyond this and is not kept in obedience to faith the man is overcome. The fourth and last step is an endeavor to do good; and this is an influx from God and not at all from man, and is the fruit of faith; for they say that after a man has thus been fully justified nothing of evil condemns him and nothing of good saves him, but faith alone. From this it is clear what such are in respect to life, namely, that they live for themselves and not for God, and for the world and not for heaven; for this follows from the belief that evils do not condemn and that goods do not save. Nor do they know that faith without the life of charity is not faith, and that man ought to shun evils and do good as of himself, and yet to believe that it is from the Lord, and that otherwise evils cannot be shaken off, nor goods appropriated. But more will be said also about this elsewhere.

[9] Such is the doctrine and the life with those who form the head of the dragon, who for the most part are the erudite leaders, but few are from the common people; and for the reason that the leaders regard these things as secrets of theology that cannot be comprehended by the common people because of their secular employments. These belong to the head of the dragon for the reason also that they pervert and falsify all the things of the Word which teach love, charity, and life; for the Word, viewed in itself, is simply the doctrine of love to the Lord and of charity toward the neighbor, and nowhere the doctrine of faith separate from charity. Such falsify the Word by calling them either faith or such fruit as is not eaten, because they give no thought to doing, and thus they are not nourished by that fruit. Moreover, they admit these principles no further than into the memory, and therefrom into the thought nearest to it, which is sensual thought, in which there is nothing spiritual, and this thought does not inquire whether a thing is true; therefore they guard against the entrance of anything into the interior sight which is of the understanding, being unwilling to know that all these things respecting their faith said above are contrary to an enlightened understanding, as they are contrary to the genuine sense of the Word. This is why those who constitute the head of the dragon have no genuine truth, for from a false principle, such as faith alone, nothing can flow forth except falsities in a continual series; nor indeed can there be any such thing as faith alone, for faith apart from charity is not faith, since charity is the soul of faith, therefore to speak of faith alone is to speak of what is without a soul, thus without life, which in itself is dead.

[10] 3. That those constitute the body of the dragon who have hatched out for themselves from self-intelligence dogmas from the Word can be seen from this, that all of such who study the Word and are in the love of self are also in the pride of self-intelligence, and all who are in this pride and at the same time excel in cleverness from natural lumen, hatch out dogmas therefrom for themselves; this is the origin of all the heresies and all the falsities in the Christian world. It shall be told what the intelligence is that is from man's own [proprium], and what the intelligence is that is not from man's own. Intelligence from man's own is from self, but intelligence not from man's own is from the Lord. All who are in the love of self have intelligence from what is their own, for love of self is man's very own [ipsum proprium]; and those are in the love of self who read the Word and gather up dogmas from it for the sake of fame, glory, and honor; and as such are unable to see any truths, but can see falsities only, they are in the body of the dragon; for they gather up and hatch out such things from the Word as favor their loves and the evils that flow from them, and such things as are contrary to their dogmas, which are truths from good, they either do not see or they pervert; but all who are in the spiritual affection of truth, that is, who love truth because it is truth and because it is serviceable to eternal life and to the life of men's souls, have intelligence from the Lord. It is said that their intelligence is not from their own [proprium] but from the Lord, because when such read the Word they are elevated above what is their own and even into the light of heaven, and are enlightened; in that light truth appears from truth itself, because the light of heaven is Divine truth. But they who are in the love of self and in the pride of self-intelligence therefrom cannot be elevated out of their own, for they look to self continually, thus in every least thing they do. Thence it is that they place everything of salvation in faith in their own dogmas, thus in knowing and thinking, and not at the same time in life, that is, not in willing and doing. These, therefore, constitute the body of the dragon. The heart of this body is the love of self, and the breath of its respiration, or of its spirit, is the pride of self-intelligence; from these two the dragon is called "great red," and the term "red" [rufus] in the original Greek text is from fiery-red, thus from love and pride.

[11] 4. Those who study the Word without doctrine and are at the same time in the love of self, constitute the externals of the draconic body. Externals are what proceed from the interiors, and involve, inclose, and contain them, like the skins, the scales, and the prominences on every part. Such constitute the externals of the dragon's body because they are without the intelligence of the spiritual things of the Word; for they only know the Word in respect to the sense of its letter, which is such that, unless doctrine lights the way, it may lead into errors and falsities of every kind; consequently those who study the Word without doctrine are able to confirm as many heresies as they will, and also to embrace them, and also to protect them by the loves of self and of the world and the evils arising therefrom. For the sense of the letter of the Word is the ultimate sense of Divine truth, thus it is for the natural and sensual man, adapted to its apprehension, and often so as to favor it; consequently unless it is read and viewed from doctrine, as from a lamp, it carries the mind away into darkness respecting many things that pertain to heaven and the church. And yet such believe themselves to be wise above all others, when in fact they are not wise at all.

[12] 5. All those who constitute the dragon adore God the Father, and look upon the Lord as a man like themselves, and not as God, or if as God they place His Divine above His Human, and not within it. This will be illustrated in what follows, where the combat of the dragon with Michael is treated of.

[13] 6. From this it can now be seen that the "tail" of the dragon means the falsification and adulteration of the Word by those who constitute its head, its body, and its extremities; for its tail, like the tail of every animal, is a continuation of the spine, which is an extension from the brain, and thus it is moved, bent, and vibrated, according to the appetites, lusts, and pleasures of the head and body, which it caresses, as it were. And inasmuch as all those that constitute the dragon falsify and adulterate the Word, because they are natural and sensual from the love of self and thence are in the pride of self-intelligence, therefore it is said that "the dragon with his tail drew the third part of the stars of heaven and cast them unto the earth;" "the stars of heaven" signify the knowledges of truth and good from the Word, thence the truths from good therefrom, and "to cast them unto the earth" signifies to pervert and adulterate and thus destroy them.

[14] That those above described constitute the dragon, and that the adulteration and destruction of the truths of the Word are meant by "his tail," it has been given me to see in the spiritual world two or three times, for in that world all things that are seen are representative of things spiritual. When such persons are seen in the light of heaven they are seen as dragons with a long tail; and when many such are seen the tail appears extended from the south through the west into the north, and that tail is also seen to draw down as it were the stars from heaven and cast them unto the earth.

[15] As those above described are meant by "the dragon" and the falsification and adulteration of the Word by his "tail," the "habitation" and "bed" of dragons in the Word signify where there is nothing but falsity and evil, as in the following passages. In Isaiah:

The dry place shall become a pool, and the thirsty place springs of waters; in the habitation of dragons, its den, there shall be grass instead of the reed and rush (Isaiah 35:7).

This is said of the Lord's coming and of the establishment of a New Church by Him with the Gentiles; and these words mean that the truths and goods of the church shall be where they were not before, even where there were falsities and evils; where falsities and evils were before is signified by "the dry and thirsty place," and by "the habitation of dragons," also by "the reed and rush;" but the truths and goods that they will then have are signified by the "pool," the "springs of waters," the "den" where dragons were before, and the "grass."

[16] In Jeremiah:

I will make Jerusalem heaps, the habitation of dragons; and the cities of Judah will I reduce to a waste that there may be no inhabitant (Jeremiah 9:11).

The voice of a clamor, behold, a great tumult cometh from the land of the north, to reduce the cities of Judah to a waste, a habitation of dragons (Jeremiah 10:22).

"Jerusalem" means the church in respect to doctrine, and "the cities of Judah" doctrinals, which are truths from the Word; the falsification of truth and the adulteration of good, from which come mere falsities and evils, are signified by "making Jerusalem heaps," and by "reducing the cities of Judah to a waste, a habitation of dragons," for truth falsified is mere falsity, and good adulterated is mere evil; "the voice of a clamor and a great tumult from the land of the north" signifies falsities fighting against truths, and evils against goods; "the land of the north" means where those are who are in falsities of evil.

[17] In the same:

Hazor shall become a habitation of dragons, a desolation even forever; a man shall not dwell there, nor shall the son of man abide there (Jeremiah 49:33).

"Hazor" signifies spiritual treasures, which are the knowledges of truth and good from the Word; their devastation even until they are no more, but falsities and evils in their place, is signified by "Hazor shall become a habitation of dragons, a desolation even forever;" that there will be no truth of the church remaining is signified by "a man shall not dwell there, nor shall the son of man abide in her," "son of man" meaning the truth of the church.

[18] In Isaiah:

The thorn shall come up in her palaces, the thistle and bramble in her fortresses; that she may be a habitation of dragons, a court for the daughters of the owl (Isaiah 34:13).

This is said of Edom and of the nations, which mean those who are in falsities and evils; "the thorns, the thistle, and the bramble," signify the falsities and evils in which these are; the dogmas by which they are defended are signified by "palaces and fortresses;" the devastation of all good and truth is signified by "a habitation of dragons, and a court for the daughters of the owl," "owls" meaning those who see falsities as truths, and "their daughters" the lusts of falsifying truths.

[19] In the same:

The ijim shall answer in her palaces, and dragons in the temples (Isaiah 13:22).

This is said of Babylon, which signifies the adulteration and profanation of good and truth; "her palaces" in which are the ijim, and the "temples" in which are dragons, signify the goods and truths of the Word and of the church, which are adulterated and profaned, "ijim" signifying adulterated and profaned truths, and "dragons" adulterated and profaned goods.

[20] In Micah:

For this I will lament and howl, I will go stripped and naked; I will make a lamentation like dragons, and a mourning like the daughters of the owl (Mic. Micah 1:8).

This treats of the vastation of Samaria, which signifies the spiritual church in respect to doctrine, here that church vastated; devastation in respect to truth and good is signified by "going stripped and naked;" lamentation over it is signified by "lamenting and howling," lamentation over devastated good by "making a lamentation like dragons," and lamentation over devastated truth by "making a mourning like the daughters of the owl." The lamentation and mourning are said to be like that of "dragons and the daughters of the owl" in a representative sense; also "his going stripped and naked," "stripped" signifying, the like as the dragon, to be destitute of goods, and "naked," the like as the daughters of the owl, to be destitute of truths.

[21] In Jeremiah:

Nebuchadnezzar king of Babylon hath made me an empty vessel, he hath swallowed me up as a whale, he hath filled his belly with my delicacies, he hath thrust me out. Let Babylon become a heap, a habitation of dragons, a hissing and an astonishment, without inhabitant (Jeremiah 51:34, 37). Here, too, "Babylon" and "Nebuchadnezzar" signify the adulteration and profanation of good and truth. The dispersion of all truth, and thence the destruction of all good, is signified by "he hath made me an empty vessel, he hath swallowed me up as a whale, he hath filled his belly with my delicacies, he hath thrust me out," "whale" having a similar signification as "dragon," the same word being used for both in the original tongue. The devastation of all truth and good by their adulteration and profanation is signified by "Babylon shall become a heap, a habitation of dragons, a hissing and an astonishment, without inhabitant," "without inhabitant" signifying no good in anyone.

[22] In Job:

I walked blackened without the sun, I stood in the assembly, I cried out, I am become a brother to dragons and a companion to the daughters of the screech owl (Job 30:28, 29).

This is said of his state in temptations, in which man thinks himself to be damned; therefore "to walk blackened without the sun" signifies to be like a devil, without the good of love; "to stand in the assembly and cry out" signifies to be among truths and yet in falsities; "to become a brother to dragons and a companion to the daughters of the screech owl" signifies to be conjoined with and to be one with those who are in evils without good and in falsities without truths, "dragons" meaning those who adulterate goods and pervert them into evils, and "the daughters of the screech owl" those who do the same to truths.

[23] In David:

Our heart is not turned away backward, neither hath our step declined from Thy way, though Thou hast crushed us in the place of dragons, and covered us over with the shadow of death (Psalms 44:18, 19).

This, too, treats of temptations. That being then shut off, like a sensual man, from influx out of heaven, he did not perceive what is good and what is true, is signified by "God hath crushed him in the place of dragons, and covered him over with the shadow of death," "the place of dragons" meaning where those who are dragons are in hell, that is, those who have destroyed every good in themselves; the falsity in which these are is called "the shadow of death."

[24] In the same:

Thou shalt tread upon the lion and the adder, the lion and the dragon shall he trample 1 on; because he hath set his love upon Me I will rescue him, I will set him on high because he hath known My name (Psalms 91:13, 14).

To destroy the interior and exterior falsities that vastate the truths of the church is signified by "treading upon the lion and adder;" and to destroy the interior and exterior falsities that vastate the goods of the church is signified by "trampling on the lion and dragon;" to lead away from falsities and to lead to interior truths and goods one who is in doctrine from the Word is signified by "I will rescue him, I will set him on high, who 2 hath known My name," "to rescue" meaning to lead away from falsities, "to set on high" to lead to interior truths, and "to know My name," to be in doctrine from the Word.

[25] In Malachi:

Esau I hated, and made his mountains a waste, and gave his heritage to the dragons of the wilderness (Malachi 1:3).

"Esau" means such as are in good in respect to the natural man, here such as are in evil in respect to the same, therefore it is said, "Esau I hated;" that the goods of love of the natural man will be destroyed is signified by "I made his mountains a waste;" and that the truths of that good will be destroyed by the falsities of the sensual man is signified by "I gave his heritage to the dragons of the wilderness."

[26] In Ezekiel:

Behold I am against thee, Pharaoh king of Egypt, the great dragon (or whale) that lieth in the midst of his rivers, that hath said, My river is mine own, and I have made myself (Ezekiel 29:3, 4; 32:2).

This describes the pride of self-intelligence of the natural and sensual man; "Pharaoh king of Egypt" signifies the natural and sensual man; "the dragon" (or whale) the same in respect to knowledges [scientifica] which are falsities or things falsified by the pride of self-intelligence (but this may be seen explained above, n. 513.

[27] In Moses:

Their vine is of the vine of Sodom and of the fields 3 of Gomorrah; his grapes are grapes of gall, his 4 clusters of bitternesses. Their wine is the poison of dragons and the cruel gall of asps (Deuteronomy 32:32, 33).

This may be seen explained above n. 519. There, too, "their wine," which is called "the poison of dragons and the cruel gall of asps," signifies that the truth of the church with the posterity of Jacob was external, in which inwardly there were infernal evils and falsities; "dragons and asps" signify sensual things which are the ultimates of the natural man full of horrible evils and falsities confirming them, and for the reason that the natural then receives nothing through the spiritual mind from the Lord, consequently what it receives is from hell.

[28] That "the dragon" signifies such things as have been stated above can be seen more fully from what follows in this chapter, namely, from his enmity against the woman about to bring forth and fleeing into the wilderness; also from his combat with Michael; and still further in chapters Revelation 16:13-15, and Revelation 20:2, 7, 8, 10, 14, where it is said of him that "he was bound a thousand years, and afterwards being loosed he went forth to seduce the nations, and to gather Gog and Magog together to battle against the saints," and that afterwards "he was cast into the lake of fire and brimstone;" from all of which it can be seen that "the dragon" means those who possess no good of charity and love because they do not acknowledge it to be any medium serviceable to salvation, but make it a kind of knowledge [scientificum] which from persuasion they call faith; and when the good of charity and love is not implanted by the life of man there is evil in place of it, and where there is evil there is falsity.

[29] Because "serpents" signify sensual things, which are the ultimates of the natural man, and these are not evil except with those who are evil, and because the word in the Hebrew that means dragon [tannin] is the same as that which means serpents not venemous, so when such serpents are meant by "dragons" they signify in the Word sensual things not evil, or as applied to persons, sensual men who are not evil. That the same word in Hebrew means dragons and such serpents can be seen in Moses:

When he was commanded out of the bush to cast his rod to the earth, and when it was changed to a serpent, he took hold of its tail, and thereby it was changed again into a rod (Exodus 4:3, 4).

Moses took the rod and cast it down before Pharaoh, and it became a serpent [dragon], and the magicians did the like with their rods; but the rod of Moses, then a serpent [dragon], swallowed up the rods, the serpents [dragons], of the magicians (Exodus 7:9-12).

The word rendered serpent in the former passage and the one so rendered in the latter in the original language are different; in the former passage the word generally employed in other parts of the Word for serpent is used, but in the latter it is the same word as is translated "dragon;" thus it might also be rendered that when Moses' rod was cast before Pharaoh it was changed into a dragon. From this it follows that "dragon," the same as "serpent," signifies in a good sense the sensual which is the ultimate of the natural man when it is not evil or not wicked.

[30] It is in this milder sense that "dragons" are also mentioned in Isaiah:

The wild beast of the field shall honor Me, the dragons and the daughters of the owl, because I will give waters in the wilderness, rivers in the solitude, to give drink to My people, My chosen (Isaiah 43:20).

And in Jeremiah:

The hind brought forth in the field, but forsook it, because there was no grass; and the wild asses stood upon the hills, they pant for wind like dragons, their eyes were consumed because there was no herb (Jeremiah 14:5, 6).

In these passages the word translated "dragons" is the same word commonly translated "serpents," and is also translated "whales" in the sea, and these have a similar signification, namely, man's natural in general which is the sensual; so the last passage might be translated, "they breathed out the wind like whales." (Likewise in Isaiah 51:9; Jeremiah 51:34; in Ezekiel 29:3, 4; and in David, Psalms 74:13, 14.) Moreover, there are men merely sensual who are good.

Poznámky pod čarou:

1. The Hebrew has "shalt thou trample," as in 632.

2. The Hebrew, as in text where first cited, has "because he."

3. The Latin has "waters" for "fields."

4. The Hebrew is "their," as found in 519; Arcana Coelestia 2240.

  
/ 1232  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for their permission to use this translation.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalypse Explained # 513

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 1232  
  

513. Verse 9. And there died the third part of the creatures in the sea having souls, signifies that in consequence every living knowledge [scientificum] in the natural man perished. This is evident from the signification of "dying," as being to perish spiritually, that is, in respect to the life of heaven; also from the signification of the "third part," as being all (See above, n. 506); also from the signification of the "creatures in the sea" (or fishes), as being knowledges [scientifica] (of which presently); also from the signification of "having souls," as being to be alive; consequently "there died the third part of the creatures in the sea having souls" signifies that in consequence every living knowledge perished. A living knowledge means a knowledge that derives life from spiritual affection; for that affection gives life to truths, and thus gives life to knowledges, for knowledges are containants of spiritual truths (See above, n. 506, 507, 511).

[2] "The creatures of the sea" (or fishes) signify knowledges, because the "sea" signifies the natural man, and thus "fishes in the sea" signify the knowledges themselves that are in the natural man. This signification of "fishes" also is from correspondence, for the spirits that are not in spiritual truths, but only in natural truths, which are knowledges, appear in the spiritual world in seas, and when viewed by those who are above, as fishes; for the thoughts that spring from the knowledges with such present that appearance. For all the ideas of the thought of angels and spirits are turned into various representatives outside of them; when turned into such things as are of the vegetable kingdom they are turned into trees and shrubs of various kinds; and when into such things as are of the animal kingdom they are turned into land animals and flying things of various kinds; when the ideas of the angels of heaven are turned into land animals they are turned into lambs, sheep, goats, bullocks, horses, mules, and other like animals; but when into flying things they are turned into turtle doves, pigeons, and various kinds of beautiful birds. But the ideas of thought of those who are natural and who think from mere knowledges are turned into the forms of fishes. Consequently in the seas various kinds of fishes appear, and this it has often been granted me to see.

[3] It is from this that in the Word "fishes" signify knowledges, as in the following passages. In Isaiah:

At My rebuke I dry up the sea, I make the rivers into a wilderness; their fish shall rot because there is no water, and shall die of thirst (Isaiah 50:2).

"The rebuke of Jehovah" means the ruin of the church, which takes place when there is no knowledge of truth and good, that is, no living knowledge, because there is no perception; "dry up the sea" signifies to deprive the natural man of true knowledges [scientifica], and thus of natural life from the spiritual; "to make the rivers into a wilderness" signifies a similar deprivation in the rational man whence there is no intelligence; "their fish shall rot because there is no water, and shall die of thirst," signifies that there is no longer any living knowledge [scientificum], because there is no truth, "fish" meaning knowledge, "water" truth, and "to rot" meaning to perish in respect to spiritual life.

[4] The like that is here said of the sea, that "a third part of it became blood, and thence the third part of the creatures in it died," is said also of Egypt, that its river and all its waters became blood, and consequently the fish died, in Moses:

Moses said to Pharaoh that the waters of the river should be turned into blood, and that consequently the fish should die, and the river should stink, and that the Egyptians would loathe to drink the waters of the river; and this was also done in respect to all the water in Egypt (Exodus 7:17-25).

It is said of this in David:

He turned their waters into blood, and slew their fish (Psalms 105:29).

The like was done in Egypt, because "Egypt" signifies the natural man in respect to its knowledge [scientificum], or the knowledge belonging to the natural man; "the river of Egypt" signifies intelligence acquired by means of knowledges; "the river becoming blood" signifies intelligence from mere falsities; "the fish dying" signifies that true knowledges were destroyed by falsities, for knowledges live by truths but are destroyed by falsities, for the reason that all spiritual truth is living, and from it is all the life, or as it were the soul, in the knowledges; therefore without spiritual truth knowledge is dead.

[5] In Ezekiel:

I am against thee, Pharaoh, king of Egypt, the great whale that lieth in the midst of his rivers, that hath said, My river is mine own, and I have made myself. Therefore I will put hooks in thy jaws, and I will cause the fish of thy rivers to stick unto thy scales, and I will bring thee up out of the midst of thy rivers, that all the fish of thy rivers may stick unto thy scales. And I will abandon thee in the wilderness, thee and all the fish of thy rivers (2 Ezekiel 29:3-5).

"Pharaoh" has a similar signification as "Egypt," for the king and the people have a similar signification, namely, the natural man and knowledge therein; therefore he is called "a great whale;" "whale (or sea-monster)" signifying knowledge in general; therefore it is said that "he shall be drawn out of the river," and that then "the fish shall stick to his scales," which signifies that all intelligence is to perish, and that knowledge (scientia) which will take its place will be in the sensual man without life. In the sensual man, which is the lowest natural, standing out nearest to the world, there are fallacies and falsities therefrom, and this is signified by "the fish sticking to the scales" of the whale. That the natural man and the knowledge therein will be without life from any intelligence is signified by "I will abandon thee in the wilderness, thee and all the fish of thy rivers." That such things would come to pass because the natural man attributes all intelligence to itself, is signified by "that hath said, My river is mine own, I have made myself," "river" meaning intelligence.

[6] In Moses:

The sons of Israel said in the wilderness, We remember the fish that we did eat in Egypt freely, and the cucumbers and the melons, and the leeks and the onions and the garlic; now our soul is dried up; there is nothing at all except this manna before our eyes. Afterwards there went forth a wind from Jehovah, and snatched quails from the sea, and let them fall over the camp. But because of this lust Jehovah smote the people with a very great plague; consequently the name of that place was called the Graves of Lust (Numbers 11:5, 6, 31, 33, 34).

This signified that the sons of Israel were averse from things spiritual and hungered after natural things; indeed, they were not spiritual but merely natural, only representing a spiritual church by external things. That they were averse from spiritual things is signified by "our soul is dried up, there is nothing at all except this manna before our eyes," "manna" signifying spiritual food, which is knowledge (scientia), intelligence, and wisdom. That they hungered after natural things is signified by "their lusting after the fish in Egypt, the cucumbers, the melons, the leeks, the onions, and the garlic," all which signify such things as belong to the lowest natural, that is, the sensual-corporeal man; and because they rejected things spiritual, and coveted merely natural things instead, "they were smitten with a great plague, and the name given to the place was the Graves of Lust."

[7] In Ezekiel:

He said to me, These waters go forth toward the eastern boundary, and go down into the plain and come towards the sea, being sent forth into the sea that the waters may be healed; whence it comes to pass that every living soul that creeps, whithersoever the brooks come, shall live; whence there is exceeding much fish. Therefore it shall come to pass that the fishers shall stand upon it from En-gedi even unto En-eglaim; with the spreading of nets are they there; their fish shall be according to their kind, as the fish of the great sea, exceeding many. But the miry places and the marshes thereof which are not healed shall be given to salt (Ezekiel 47:8-11).

This treats of the house of God, which signifies heaven and the church; and "the waters that go forth out of the house of God towards the east" signify Divine truth reforming and regenerating; the "plain" and the "sea" into which the waters go down, signify the ultimate things of heaven and the church, which with the men of the church are the things that belong to the natural and sensual man, the "plain" signifying the interior things thereof, and the "sea" the exterior things thereof; that both cognitions from the Word and confirming knowledges [scientifica] receive spiritual life through this Divine truth is signified by "the waters of the sea are healed thereby," and by "every soul that creepeth shall live," and by "there shall be exceeding much fish;" that there are in consequence true and living knowledges of every kind is signified by "their fish shall be according to their kind, as the fish of the great sea, exceeding many." Those who are reformed, and thence become intelligent, are meant by "the fishers from En-gedi even to En-eglaim." Those who cannot be reformed because they are in the falsities of evil are signified by "the miry places and marshes that are not healed, but are given to salt." Everyone can see that this does not mean that fishes are multiplied by the waters going forth out of the house of God, but that "fishes" mean such things in man as can be reformed, since "the house of God" means heaven and the church, and the "waters going forth therefrom" mean Divine truth reforming.

[8] In the Word here and there mention is made of "the beast of the earth," "the fowl of heaven," and "the fish of the sea," and he who does not know that the "beast of the earth" (or of the field) means man's voluntary faculty, "the fowl of heaven" his intellectual faculty, and "the fish of the sea" his knowing faculty, cannot know at all the meaning of these passages, as in the following. In Hosea:

Jehovah hath a controversy with the inhabitants of the land, because there is no truth, nor mercy, nor knowledge of God in the land. Therefore the land shall mourn, and everyone that dwelleth therein shall languish, among the beasts of the field, and among the fowl of the heavens; and also the fishes of the sea shall be gathered up (Hosea 4:1, 3).

In Zephaniah:

I will consume man and beast, I will consume the fowl of the heavens, and the fishes of the sea, and the stumbling blocks with the wicked (Zephaniah 1:3).

In Ezekiel:

In the day that Gog shall come upon the land of Israel, there shall be a great earthquake over the land of Israel, and the fishes of the sea, and the fowl of the heavens, and the beast of the field, shall quake before Me (Ezekiel 38:18-20).

In Job:

Ask the beasts and they shall teach thee, or the fowl of heaven and they shall tell thee, or the shrub of the earth and it shall teach thee, and the fishes of the sea shall declare unto thee. Who doth not know by all these things that the hand of Jehovah doeth this? (Job 12:7-9).

In these passages "the beast of the field" means man's voluntary faculty, "the fowl of heaven" his intellectual faculty, and "the fish of the sea" his knowing faculty; otherwise how could it be said "the beasts shall teach thee, the fowl of heaven shall tell thee, and the fishes of the sea shall declare unto thee, that the hand of Jehovah doeth this"? Also it is said, "Who doth not know by all these things?"

[9] Likewise in David:

Thou madest him to rule over the works of Thy hands; Thou hast put all things under his feet, the flock and all herds, the beasts of the fields, the fowl of heaven, and the fish of the sea, whatsoever passeth through the paths of the seas (Psalms 8:6-8).

This is said of the Lord and His dominion. That He has dominion over angels in the heavens and over men on the earth is known from the Word, for He says that unto Him "all power in heaven and in earth has been given" (Matthew 28:18); but that dominion was given to Him over animals, fowl, and fishes, is not a matter of sufficient importance to be mentioned in the Word, where each and every thing has reference to heaven and the church. It is therefore evident that "flock and herds, the beasts of the fields, the fowl of heaven, and the fish of the sea," mean such things as belong to heaven with angels and to the church with man, "the flock and the herds" signifying, in general, things spiritual and natural, the "flock" things spiritual, and "herds" things natural that are with man, or that belong to the spiritual mind and to the natural mind with him. "The beasts of the fields" signify things voluntary, which belong to the affections; "the fowl of heaven" signify things intellectual, which belong to the thoughts; and "the fishes of the sea" signify knowledges (scientifica) which belong to the natural man.

[10] Like things are signified by these words in the first chapter of Genesis:

And God said, We will make man in Our image, after Our likeness; that he may have dominion over the fish of the sea, and over the fowl of heaven, and over every animal that creepeth upon the earth (verses 26, 28).

This chapter treats in the internal spiritual sense of the establishment of the Most Ancient Church, thus of the new creation or regeneration of the men of that church. That it was given to them to perceive all things of their affection which belong to the will, and to see all things of their thought which belong to the understanding, and to so rule over them as not to wander away into the lusts of evil and into falsities, is meant by "that he may have dominion over the fish of the sea, and the fowl of heaven, and every animal of the earth;" and man has dominion over these things when the Lord has dominion over man, for man of himself does not have dominion over anything in himself. "The fish of the sea, the fowl of heaven, and the beast of the field," have this signification because of their correspondence. The correspondences of the interior things of man with these things stand forth so as to be clearly seen in the spiritual world; for there beasts of every kind, and birds, and fishes in the seas, are seen, which nevertheless are nothing else than the ideas of thought that flow forth from affections, and these are presented under such forms because they are correspondences.

[11] Because "fishes" signify the knowledges and cognitions belonging to the natural man that serve the spiritual man as means for becoming wise, so "fishers" mean in the Word those who are merely in knowledges, also those who are acquiring knowledges for themselves, also those who teach others and by means of knowledges reform them. The works of such are meant by "the casting and spreading of nets," as in the following passages. In Isaiah:

The fishers shall moan, and all they that cast the hook into the river shall mourn, and they that spread the net upon the faces of the waters shall languish (Isaiah 19:8).

"The fishers that cast the hook into the river and they that spread the net" mean those who wish to acquire for themselves knowledges and through these intelligence, here that they are unable to do this because there are no knowledges of truth anywhere.

[12] In Jeremiah:

I will bring back the sons of Israel again upon their land; I will send to many fishers who shall fish them; then I will send to many hunters, who shall hunt them from upon every mountain and from upon every hill, and out of the clefts of the cliffs (Jeremiah 16:15, 16).

"To send to fishers who shall fish them, and to hunters who shall hunt them," means to call together and establish the church with those who are in natural good and in spiritual good, as may be seen above n. 405.

[13] In Habakkuk:

Wherefore dost Thou make man as the fishes of the sea, as the creeping thing that hath no ruler? Let him draw up all with the hook, and gather him into his net. Shall he therefore empty his net, and not pity to slay the nations continually? (Mark 1:14, 15, 17).

This was said of the Chaldean nation wasting and destroying the church; and the Chaldean nation signifies the profanation of truth, and the vastation of the church. "To make men as the fishes of the sea, and as the creeping thing that hath no ruler," signifies to make man so natural that his knowledges (scientifica) are devoid of spiritual truth, and his delights are devoid of spiritual good; for in the natural man there are knowledges by which come thoughts, and delights by which come affections; and if the spiritual is not dominant over these, both thoughts and affections are wandering, and thus man is destitute of the intelligence that should lead and rule. That then every falsity and every evil has power to draw them over to their side, and thus wholly destroy them, is signified by "Let him draw out all with the hook, and gather into his net, and afterwards slay," "to draw out" meaning out of truth and good, "into his net" meaning into falsity and evil, and "to slay" meaning to destroy.

[14] In Amos:

The days will come in which they shall draw you out with hooks, and your posterity with fish hooks (Amos 4:2).

This signifies leading away and alienating from truths by means of acute reasonings from falsities and fallacies; it is said of those who abound in knowledges because they have the Word and the prophets; such are here meant by "the kine of Bashan in the mountain of Samaria."

[15] From this the meaning of "fishermen," "fishes" and "nets," so often mentioned in the New Testament, can be seen, as in the following passages:

Jesus saw two brethren, Simon called Peter, and Andrew his brother, casting a net into the sea, for they were fishers. And He said unto them, Come ye after Me, and I will make you fishers of men (Matthew 4:18, 19: Mark 1:16, 17).

Jesus entered into Simon's boat and was teaching the multitude. After that He told Simon to let out his nets for a draught, and they inclosed a great multitude of fishes, so that the boats were filled, and in danger of sinking. And amazement seized them all, because of the draught of fishes; and He said unto Simon, Fear not; from henceforth thou shalt catch men (Luke 5:3-10).

In this also there is a spiritual sense, like that in the rest of the Word; the Lord's choosing these fishermen and saying that "they should become fishers of men," signified that they should gather to the church; "the nets which they let out, and in which they inclosed a great multitude of fishes, so that the ships were in danger of sinking," signified the reformation of the church through them, for "fishes" here signify the knowledges of truth and good by means of which reformation is effected, likewise the multitude of men who are to be reformed.

[16] The draught of fishes by the disciples after the Lord's resurrection has a like signification; it is thus described in John:

When Jesus manifested Himself to the disciples, who were fishing, He told them to cast the net on the right side of the boat. And they took so many that they were not able to draw the net for the multitude of fishes. When they descended upon the land they saw a fire built, and a little fish lying thereon, and bread. And Jesus gave them the bread, and the little fish likewise (John 21:2-13).

The Lord manifested Himself while they were fishing, because "to fish" signified to teach the knowledges of truth and good, and thus to reform. His commanding them "to cast the net on the right side of the boat" signified that all things should be from the good of love and charity, "the right side" signifying that good from which all things should come, for so far as knowledges are derived from good, so far they live and are multiplied. They said that "they had labored all the night and had taken nothing," which signified that from self or from one's own (proprium) nothing comes, but that all things are from the Lord; and the like was signified by the "fire" on which was the little fish, and by the "bread;" for the "bread" signified the Lord and the good of love from Him, and "the fish on the fire" the knowledge of truth from good, the "fish" the knowledge of truth, and the "fire" good. At that time there were no spiritual men, because the church was wholly vastated, but all were natural, and their reformation was represented by this fishing, and also by the fish on the fire. He who believes that the fish on the fire and the bread that were given to the disciples to eat were not significative of something higher is very much mistaken, for the least things done by the Lord and said by Him were significative of Divine celestial things, which become evident only through the spiritual sense. That this "fire of coals" and "fire" mean the good of love, and that "bread" means the Lord in relation to that good, has been shown above; and that a "fish" means the knowledge of truth and the knowing faculty of the natural man is clear from what has been said and shown in this article.

[17] It is also said by the Lord that:

The kingdom of the heavens is like unto a net cast into the sea bringing together every kind of fish, which when it was full they drew upon the beach, and gathered the good into vessels, but cast the bad away. So shall it be in the consummation of the age (Matthew 13:47-49).

The separation of the good and the evil is here likened to "a net cast into the sea bringing together every kind of fish," for the reason that "fishes" signify natural men in respect to knowledges and cognitions, and in "the consummation of the age," or at the time of the Last Judgment, such are separated from one another; for there are good natural men and bad natural men; and the separation of these in the spiritual world has the appearance of a net or drag-net cast into the sea, bringing together the fish, and drawing them to the shore, and this appearance is also from correspondence. This is why the Lord likens the kingdom of the heavens to "a net bringing together the fish." That the separation of the good from the evil presents this appearance it has been granted me to see.

[18] That natural men are signified by "fish" is clear from this miracle of the Lord:

Those who received the half-shekel came. Jesus said to Simon, The kings of the earth, from whom do they receive tribute or toll? from their sons or from strangers? Peter said unto Him, From strangers. Jesus said unto him, Therefore are the sons free. But lest we cause them to stumble, go thou to the sea and cast a hook, and take up the fish that first cometh up, and open its mouth and thou shalt find a shekel; that take and give unto them for Me and thee (Matthew 17:24-27).

"To pay tribute and toll," signified to be subject and to serve, therefore tribute was imposed on strangers, who were not of the sons of Israel, as is evident from the histories of the Word. "The sons of Israel," with whom was the church, signified the spiritual, and "strangers" the natural; and what is natural is subject to what is spiritual and serves it, for the spiritual man is like a lord, and the natural man like a servant; and as the natural are servants, and are therefore meant by those who pay tribute, so it was brought about that neither the Lord nor Peter, but the "fish," which signified the natural man, should furnish the tribute.

[19] The Lord's glorification of His Human, even to its ultimate, which is called natural and sensual, is signified by the following:

Jesus, having appeared to the disciples, said, See My hands and My feet, that it is I myself; feel of Me, and see; for a spirit hath not flesh and bones as ye behold Me having. And He showed them the hands and feet. And He said unto them, Have ye here anything to eat? They gave Him a piece of a broiled fish and of a honeycomb. And He took it and did eat before them (Luke 24:38-43).

That the Lord glorified His Human even to its ultimate, which is called the natural and sensual, He made manifest by showing the hands and feet, and by the disciples feeling them, and by His saying that "a spirit hath not flesh and bones as He had;" and by His eating of the broiled fish and honeycomb. "Hands and feet" signify the ultimates of man, likewise "flesh and bones;" and "broiled fish" signifies the natural in respect to truth from good, and "honey" the natural in respect to the good from which is truth. Because these corresponded to the natural man, and thence signified it, they were eaten in the presence of the disciples; for a "fish," as has been shown in this article, signifies from correspondence the natural in respect to knowing [scientificum]; wherefore also "a fish" signifies in the Word knowledge and the knowing faculty [scientificum et cognitivum] which belong to the natural man, and a "broiled fish" signifies knowledge that is from natural good; but with the Lord it signifies the Divine natural in respect to truth from good (that "honey" signifies natural good may be seen in Arcana Coelestia, n. 5620, 6857, 10137, 10530). One who does not know that in each particular of the Word there is a spiritual sense, and that the sense of the letter, which is the natural sense, consists of correspondences with things spiritual, cannot know this arcanum, namely, why the Lord ate of the broiled fish and honeycomb in the presence of His disciples, nor why, as here, He gave broiled fish and bread to His disciples; and yet each and every thing that the Lord said and did was Divine, and these Divine things lie hidden in each thing written in the Word.

[20] From this the signification of "there died the third part of the creatures in the sea having souls" can now be seen, namely, that every living knowledge in the natural man perished; or, what is the same, that the natural man in respect to knowledges therein died. The natural man is said to be dead when it is not made alive from the spiritual man, that is, by influx out of heaven from the Lord through the spiritual man, for the Lord flows in through the spiritual man into the natural. When, therefore, no truth of heaven is any longer acknowledged, and no good of heaven affects man, the spiritual mind, which is called the spiritual man, is closed up, and the natural mind receives mere falsities from evil, and falsities from evil are spiritually dead, since truths from good are what are spiritually alive.

[21] It is said "the third part of the creatures," because "creatures" and "animals" signified in the Word the affections and thoughts therefrom in man; consequently they mean men themselves in respect to affections and thoughts. Such is the signification of "creatures" in Mark:

Jesus said to the disciples, Going into all the world, preach ye the Gospel to every creature (Mark 16:15).

Also above in Revelation:

And every creature that is in heaven and on the earth and under the earth, and those that are in the sea, and all that are in them, heard I saying, Unto Him that sitteth upon the throne and unto the Lamb be the blessing, and the honor, and the glory, and the strength, unto the ages of the ages (Revelation 5:13).

It is evident that here "every creature" means both angels and men, for it is said that "he heard them saying." (See above, n. 342-346, where this is explained.)

  
/ 1232  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for their permission to use this translation.