Bible

 

Hosea 4:15

Studie

       

15 Zo gij, o Israel! wilt hoereren, dat immers Juda niet schuldig worde; komt gij toch niet te Gilgal, en gaat niet op naar Beth-Aven, en zweert niet: Zo waarachtig als de HEERE leeft.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 5201

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

5201. En zij weidden in het rietgras; dat dit het onderricht betekent, staat vast uit de betekenis van weiden, namelijk onderricht worden, waarover hierna; en uit de betekenis van het rietgras of van het wat hogere gras dat bij de rivieren groeit, namelijk de wetenschappelijke dingen die van de natuurlijke mens zijn. Dat gras of kruid de wetenschappelijke dingen zijn, blijkt duidelijk uit het Woord; dus is weiden in het rietgras, onderricht worden in de wetenschappelijke dingen over het goede en het ware; de wetenschappelijke dingen immers zijn de middelen en zijn als het ware de spiegels waarin het beeld van de innerlijke dingen zich vertoont en in dit beeld, en weer zoals in een beeld, vertonen zich en beelden zich uit de ware en de goede dingen van het geloof, dus de dingen die van de hemel zijn en geestelijke dingen worden genoemd. Maar dit beeld verschijnt, omdat het innerlijk is, aan geen anderen dan aan hen die in het geloof vanuit de naastenliefde zijn; dit wordt in de echte zin aangeduid met ‘weiden in het rietgras’. Dat weiden is onderricht worden, blijkt uit die plaatsen in het Woord waar men daarvan leest, zoals bij Jesaja:

‘Voorts zal Hij uw zaad waarmee gij het land bezaait, regen geven en brood van des lands inkomen en hetzelve zal vet en rijk zijn; zij zullen te dien dage uw kudden vee weiden in een brede weide’. (Jesaja 30:23);

kudden vee voor hen die in het goede en het ware zijn; weiden in een brede weide voor overvloedig onderricht worden.

Bij dezelfde:

‘Ik heb u gegeven tot een verbond des volks om het land te herstellen, om de verwoeste erfenissen te verdelen; om te zeggen tot de gebondenen: Gaat uit, tot hen die in de duisternis zijn: Wordt ontsluierd; op de wegen zullen zij weiden, en op alle hellingen zal hun weide zijn’, (Jesaja 49:8, 9);

daar over de Komst van de Heer; op de wegen weiden staat voor onderricht worden in de ware dingen; dat de wegen de ware dingen zijn, zie de nrs. 627, 2333;

de weide voor het onderricht zelf.

Bij Jeremia:

‘Wee de herders die de kudde van kleinvee Mijner weide verderven en verstrooien; deswege heeft Jehovah, de God Israëls, gezegd tegen de herders die Mijn volk weiden’, (Jeremia 23:1, 2);

de herder voor degenen die onderrichten en de kudde van kleinvee voor hen die worden onderricht, nrs. 343, 3795, dus is weiden onderrichten. Omdat het gebruikelijk is geworden om hen die leren herders te noemen en hen die onderwezen worden kudde van kleinvee, is het eveneens onder de zegswijzen opgenomen, weiden te zeggen wanneer sprake is van een prediking of van onderricht vanuit de leer of het Woord; maar dit gebeurt bij wijze van vergelijking, maar niet op aanduidende wijze zoals in het Woord; dat van weiden in het Woord op aanduidende wijze wordt gesproken, heeft als oorzaak dat wanneer in de hemel sprake is van onderricht en van de leer vanuit het Woord, in de wereld der geesten, waar de geestelijke dingen op natuurlijke wijze voor het gezicht verschijnen, groenende weiden met grassen, kruiden, bloemen en eveneens kudden van kleinvee daar worden uitgebeeld; en wel met alle verscheidenheid volgens het hoedanige van het gesprek in de hemel over het onderricht en de leer.

Bij dezelfde:

‘Ik zal Israël terugbrengen tot zijn habitakel, opdat hij weide in Karmel en Basan en zijn ziel verzadigd worde in de berg van Efraïm en in Gilead’, (Jeremia 50:19);

weiden in Karmel en Basan voor onderricht worden in de goede dingen van het geloof en van de naastenliefde.

Bij dezelfde:

‘Uit de dochter Zions is al haar eer uitgegaan; haar vorsten zijn zoals de herten geworden, zij hebben geen weide gevonden’, (Klaagliederen 1:6).

Bij Ezechiël:

‘In een goede weide zal Ik ze weiden en in de bergen der hoogte Israëls zal hun kooi zijn en zij zullen nederliggen in een goede kooi en een vette weide zullen zij afweiden op de bergen Israëls’, (Ezechiël 34:14).

Bij Hosea:

‘Nu zal Jehovah hen weiden, zoals een schaap in de breedte’, (Hosea 4:16), weiden in de breedte voor onderrichten in de ware dingen; dat de breedte het ware is, zie de nrs. 1613, 3433, 3434, 4482.

Bij Micha:

‘Gij, Bethlehem Efrata , vanuit u zal Mij uitgaan Hij die een Heerser zal zijn in Israël; Hij zal staan en zal weiden in de sterkte van Jehovah’, (Micha 5:1, 3).

Bij dezelfde:

‘Weid Uw volk met Uw roede, de kudde van kleinvee Uwer erfenis die alleen woont; laat ze weiden in Basan en Gilead, naar de dagen der eeuw’, (Micha 7:14).

Bij Zefanja:

‘De overblijfselen van Israël zullen weiden en rusten en ook geen die doet verschrikken’, (Zefanja 3:13).

Bij David:

‘Jehovah is mijn Herder, in grazige weiden zal Hij mij doen nederliggen, tot wateren der rusten zal Hij mij heenleiden’, (Psalm 23:1, 2).

Bij dezelfde:

‘Hij heeft ons gemaakt en niet wij, Zijn volk en de kudde van kleinvee Zijner weide; daarom zijn wij van Hem, Zijn volk en de kudde van kleinvee Zijner weide’, (Psalm 100:3). In de Openbaring:

‘Het Lam dat in het midden des troons is, zal hen weiden en zal hen leiden tot de levende bronnen der wateren’, (Openbaring 7:17).

Bij Johannes:

‘Ik ben de deur; indien iemand door Mij binnengaat, die zal gezaligd worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden’, (Johannes 10:9).

Bij dezelfde:

‘Jezus zei tot Petrus: Weid Mijn lammeren; en ten tweede male: Weid Mijn schapen; en ten derde male: Weid Mijn schapen’, (Johannes 21:15-17).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl