Bible

 

Genesis 9:9

Studie

       

9 Maar Ik, ziet, Ik richt Mijn verbond op met u, en met uw zaad na u;

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1010

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1010. Dat ‘het bloed in de mens vergieten’ betekent de naastenliefde uitblussen, en ‘in de mens’ bij de mens betekent, blijkt uit de betekenis van het bloed, waarover eerder is gezegd, dat het het heilige van de naastenliefde is, en het blijkt ook hieruit, dat gezegd wordt het bloed in de mens, dat wil zeggen, zijn innerlijk leven, dat niet in hem, maar bij hem is; want het leven van de Heer is naastenliefde, welke niet is in de mens, daar de mens vuil en profaan is, maar bij de mens. Dat bloedvergieten betekent, de naastenliefde geweld aandoen, blijkt uit de plaatsen in het Woord, en uit de dingen, die eerder in de nrs. 374 en 376 zijn aangehaald, waar werd aangetoond, dat het aan de naastenliefde aangedane geweld bloed genoemd wordt. In de letterlijke zin is bloedvergieten doden, maar in de innerlijke zin is het haat koesteren tegen de naaste, zoals de Heer leert bij Mattheüs:

‘Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: gij zult niet doden, maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht; doch Ik zeg u: zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht’, (Mattheüs 5:21, 22);

toornig zijn betekent hier: van de naastenliefde afwijken; men zie hierover boven in nr. 357; bijgevolg is het haat. Wie in de haat is, heeft niet alleen geen naastenliefde, maar hij doet ook de naastenliefde geweld aan, dat wil zeggen, hij vergiet bloed. In de haat ligt de mensenmoord zelf besloten, hetgeen hierin duidelijk uitkomt, dat wie in de haat is, niets liever wenst, dan dat de ander gedood wordt, en wanneer uiterlijke banden het niet verhinderen, zou hij hem doden. Het doden van de broeder en het vergieten van zijn bloed is vandaar haat, en wanneer iemand haat, is haat van dien aard in elk van zijn voorstellingen, welke tegen de ander gericht zijn. Evenzo is het met de ontwijding gesteld; wie het Woord ontwijdt, haat, als gezegd, niet alleen de waarheid, maar hij blust haar uit of doodt haar. Dit komt duidelijk bij hen die ontwijd hebben, in het andere leven uit; ook al mogen zij in de uiterlijke vorm nog zo eerzaam, wijs en vroom geschenen hebben zolang zij in het lichaam leefden, in het andere leven koesteren zij een dodelijke haat tegen de Heer en tegen al de goedheden van de liefde en tegen al de waarheden van het geloof, omdat deze tegen hun innerlijke haatgevoelens, roofzucht en echtbreuk indruisen, die zij met een schijn van heiligheid ommanteld hebben, en omdat zij die goedheden en waarheden ten eigen bate geschonden hebben. Dat ontwijding bloed is, blijkt, behalve uit de eerder in nr. 374 aangehaalde plaatsen, ook uit het volgende bij Mozes:

‘Eenieder van het huis Israëls, die een os, of een lam, of een geit in het leger slachten zal, of die ze slachten zal buiten het leger, en deze aan de deur van de tent van samenkomst niet brengen zal, om een gave aan Jehovah voor de tabernakel van Jehovah te offeren; het bloed zal diezelfde man toegerekend worden; hij heeft bloed vergoten, en deze man zal uit het midden van zijn volk uitgeroeid worden’, (Leviticus 17:3, 4);

ergens anders offeren dan op het altaar dat naast de tent stond, beeldde ontwijding uit; want offeren was heilig, maar in en buiten het leger ontwijdend.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl