Bible

 

Genesis 5:14

Studie

       

14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd en tien jaren; en hij stierf.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2643

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2643. Dat de woorden ‘wie zou Abraham gezegd hebben: Sarah zal zonen zogen’ betekenen, dat de Heer uit eigen macht het Menselijke in het Goddelijke plantte, blijkt uit de uitbeelding van Abraham en ook van Sarah en uit de betekenis van zogen en van de zonen. Dat Abraham het Goddelijk Goede uitbeeldt en Sarah het Goddelijk Ware, is aangetoond; dat melk het geestelijke uit hemelse oorsprong, of het ware uit het goede is, zie men in nr. 2184; dus is ‘zogen’ dit inplanten. Dat zonen waarheden zijn, hier de waarheden die in het redelijke zijn, blijkt uit de betekenis van zonen, nrs. 489-491, 533.

Dat deze dingen in de innerlijke zin beteken, dat de Heer uit eigen macht het Menselijke in het Goddelijke plantte, komt omdat het Goddelijk Ware hetzelfde is als het Goddelijk Menselijke en wanneer daarvan gezegd wordt, dat het Abraham zonen zoogt, wordt daarmee aangeduid, dat Hij het Menselijke in het Goddelijke plantte en daar dit het menselijke was, deed Hij het uit eigen macht. Maar deze dingen kunnen lastig helderder aan het verstand worden uitgelegd; wanneer er meer dingen aan worden toegevoegd, verduistert de zin nog meer, want het zijn Goddelijke dingen, die zich alleen aan de engelen door middel van hemelse en geestelijke dingen kunnen voordoen; wanneer zij zich aan de mens zouden vertonen in de een of andere meer verheven stijl, zouden zij in de stoffelijke en lichamelijk voorstellingen vallen die de mens heeft. Bovendien moet men weten, dat het Goddelijk Redelijke van de Heer naar zijn hoedanigheid, toen het pas geboren was, beschreven wordt met deze woorden:

‘God heeft mij een lachen gemaakt; al die het hoort, zal met mij lachen; en zij zei: Wie zou Abraham gezegd hebben: Sarah zal zonen zogen’. Want het was volgens oud gebruik, dat wanneer een kindje geboren werd, het een naam werd gegeven, die een aanduiding was van de staat en dat de staat dan ook beschreven werd, zoals toen Kaïn aan Eva en Adam geboren werd, (Genesis 4:1);

toen Seth hun geboren werd, (Genesis 4:25);

toen Noach aan Lamech geboren werd, (Genesis 5:29);

toen Ezau en Jakob aan Izaäk geboren werden, (Genesis 25:25, 26);

toen de twaalf zonen aan Jakob werden geboren, (Genesis 29:32-35; 30:6, 8, 11, 13, 18, 20, 24; 35:18);

toen Perez en Serach aan Thamar geboren werden, (Genesis 38:29, 30);

toen Menasse en Efraïm aan Jozef geboren werden, (Genesis 41:51, 52);

toen Gerschom en Eliezer aan Mozes geboren werden, (Exodus 2:22; 18:4). Wat dezen allen uitbeelden en wat zij in de innerlijke zin betekenen, lag opgesloten in de aan de gegeven namen toegevoegde beschrijving, zoals hier wat Izaäk uitbeeldt en aanduidt; wat hier ligt opgesloten, komt tot op zekere hoogte uit in deze beknopte verklaring, maar toch liggen er diepere verborgenheden in verschillen, want het zijn Goddelijke dingen, die met geen vormen of formules van woorden zijn uit te drukken.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2184

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2184. Dat boter het hemelse van het redelijke is, melk het daaruit voortvloeiende geestelijke en de zoon van een rund het overeenstemmende natuurlijke, blijkt uit de betekenis van boter en uit de betekenis van melk en verder uit de betekenis van de zoon van een rund. Wat de boter betreft, dit betekent in het Woord het hemelse en dit vanwege de vettigheid; dat het vet het hemelse is, werd in het eerste deel aangetoond, nr. 353;

en dat olie, omdat dit vet is, het hemelse zelf is, nr. 886;

dat ook de boter het is, kan blijken bij Jesaja:

‘Ziet, een maagd zal een zoon baren, en zijn naam Immanuel heten; boter en honing zal hij eten, opdat hij zal weten te verwerpen het boze en te verkiezen het goede’, (Jesaja 7:14, 15);

waar gehandeld wordt over de Heer, die Immanuel is; en eenieder kan zien, dat door boter niet boter wordt aangeduid, en ook niet honing door honing, maar door boter wordt Zijn hemelse aangeduid en door honing hetgeen uit het hemelse voortkomt.

Bij dezelfde:

‘En het zal geschieden, dat hij vanwege de veelheid van de gewonnen melk, boter zal eten, want boter en honing zal eenieder eten, die overgebleven zal zijn in het midden van het land’, (Jesaja 7:22) waar sprake is van het rijk van de Heer en van hen op aarde die in het rijk van de Heer zijn; de melk staat hier voor het geestelijk goede, de boter voor het hemels goede en de honing voor het gelukzalige ervan.

Bij Mozes:

‘Jehovah alleen leidt hem en met hem geen vreemd God; Hij laat hem rijden op de hoogte der aarde en spijst hem met de inkomsten van de velden en doet hem honing zuigen uit de steenrots en olie uit de kei van de rots; boter van grootvee en melk van kleinvee, met het vet van de lammeren, en van de rammen van de zonen van Baschan, en van de bokken, met het vet van de nieren van tarwe, en het bloed van de druiven zult gij drinken, het loutere’, (Deuteronomium 32:12-14). Wat dit is kan niemand verstaan, wanneer hij niet de innerlijke zin van elk van die dingen weet; het lijkt als het ware een opeenstapeling van uitdrukkingen, zoals die voorkomen in de redevoeringen van de wijzen der wereld, maar toch betekent elk ding het hemelse en het geestelijke daarvan, en verder de zaligheid en het geluk welke daaruit voortkomen; en dit in een harmonische reeks; boter van grootvee is het natuurlijk hemelse, melk van kleinvee is het geestelijk hemelse van het redelijke. Wat echter de melk betreft, dit betekent, als gezegd, het geestelijke uit het hemelse, of het geestelijk hemelse; wat het geestelijk hemelse is, zie men in het eerste deel, nrs. 1577, 1824 en hier en daar elders; dat melk het geestelijke is, dat uit het hemelse voortkomt, vindt hierin zijn reden, dat water het geestelijke betekent, nrs. 680, 739; melk echter, daar er iets vets in is, het geestelijk hemelse, of wat hetzelfde is, het ware van het goede, of wat hetzelfde is, het geloof van de liefde of naastenliefde, of wat eveneens hetzelfde is, het verstandelijke van het goede van de wil, of wat ook weer hetzelfde is, de aandoening van het ware, waarin van binnen de aandoening van het goede is, of wat nogmaals hetzelfde is, de aandoening van de erkentenissen en wetenschappen uit de aandoening van de liefde jegens de naaste, zoals die is bij hen die de naaste liefhebben en zich daarin bevestigen door de erkentenissen van het geloof en ook door wetenschappelijke dingen en deze vandaar liefhebben. Al deze dingen zijn dezelfde als het geestelijk hemelse en worden gebezigd overeenkomstig de zaak waarvan sprake is; dat dit wordt aangeduid, blijkt ook duidelijk uit het Woord, zoals bij Jesaja:

‘Alle gij dorstigen, gaat tot de wateren en wie geen zilver heeft, gaat, koopt en eet; en gaat, koopt zonder zilver en zonder prijs wijn en melk; waarom weegt gijlieden zilver uit voor hetgeen geen brood is’, (Jesaja 55:1, 2) waar wijn voor het geestelijke staat dat tot het geloof behoort, melk voor het geestelijke dat tot de liefde behoort.

Bij Mozes:

‘Hij waste zijn kleed in de wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed; ogen rood van wijn en tanden wit van melk’, (Mozes 49:11, 12) dit is een profetie van Jakob – toen zijn naam Israël was - over Jehudah, en onder Jehudah wordt hier de Heer beschreven; en door de tanden wit van melk wordt het geestelijk hemelse aangeduid, dat tot Zijn natuurlijke behoorde.

Bij Joël:

‘Het zal te dien dage geschieden dat de bergen van most zullen druipen, en de heuvelen van melk vlieten; en alle beken van Jehudah vol van wateren gaan’, (Joël 3:18) waar sprake is van het rijk van de Heer en de melk staat daar voor het geestelijk hemelse. In het Woord wordt het land Kanaän, waardoor het rijk van de Heer wordt uitgebeeld en aangeduid, ook een ‘land vloeiende van melk en honing’ genoemd, zoals bij, (Numeri 13:27; 14:8; Deuteronomium 26:9, 15; 27:3; Jeremia 11:5; 32:22; Ezechiël 20:6, 15) en daar wordt onder melk niets anders verstaan dan een overvloed van geestelijk hemelse dingen en onder honing een overvloed van daaruit voortvloeiende gelukzaligheden; het land is het hemelse zelf van het rijk, waaruit die dingen voortvloeien. Wat de zoon van een rund betreft, is kort hiervoor in nr. 2180 aangetoond, dat daarmee het natuurlijk hemelse wordt aangeduid; het natuurlijk hemelse is hetzelfde als het natuurlijk goede, of het goede in het natuurlijke; het natuurlijke van de mens heeft, evenals zijn redelijke, zijn goede en ware, want er is overal een huwelijk van het goede en ware, zoals eerder in nr. 2173 is gezegd; het goede van het natuurlijke is de vreugde, die men gewaarwordt door de naastenliefde of door de vriendschap die tot de naastenliefde behoort, uit welke vreugde de lust of de wellust ontstaat, welke eigenlijk tot het lichaam behoort; het ware van het natuurlijke is het wetenschappelijke, dat die vreugde begunstigt, hieruit kan blijken wat het natuurlijk hemelse is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl