Bible

 

Genesis 49:29

Studie

       

29 Daarna gebood hij hun, en zeide tot hen: Ik word verzameld tot mijn volk: begraaft mij bij mijn vaders, in de spelonk, die is in den akker van Efron, den Hethiet;

Komentář

 

Father

  
Rudolf von Arthaber with his Children, by Friedrich von Amerling

Father in the Word means what is most interior, and in those things that are following the Lord's order, it means what is good. In the highest sense Father means the Lord Himself, the creator. In the generation of natural children it is the father who provides the soul or the most interior receptacle of life, and an internal heredity, and the mother who provides all of the substance that the soul uses to form its body, plus an external heredity. In this process the soul comes from the Lord through the father, and not from the father, since all life is from the Lord. The wise person calls the Lord his father and the church his mother because his interior loves come from the Lord, but are given form and actuality through the truths taught by the church. Those things thus brought forth are a person's spiritual "children". In the New Testament, when speaking of Jesus and the Father, what is meant is the outward manifestation with the divine itself as the soul inside. Because Jesus was born from a natural mother, He had a natural body and a natural Jewish heredity. Throughout his life as He was tempted by the hells, He slowly put off all he had from His mother and replaced it with what He had from Himself inside, the Father. In doing this he made himself one with the Father that was His inmost so He could truly say, "I and my Father are one".

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 343

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

343. Houdende de vier winden der aarde, opdat de wind niet zou waaien op de aarde, noch op de zee, noch op enige boom, betekent de meer nabije en vandaar sterkere invloeiing in de lagere gebieden, waar de goeden verbonden waren met de bozen, welke invloeiing door de Heer werd teruggehouden en verhinderd.

Men moet weten dat een laatste gericht plaatsvindt wanneer de bozen beneden de hemelen in de wereld der geesten zozeer worden vermenigvuldigd, dat de engelen in de hemelen niet in de staat van hun liefde en van hun wijsheid kunnen blijven bestaan; zij hebben dan immers geen schraag en fundament; en omdat dit ontstaat ten gevolge van de vermenigvuldiging van de bozen beneden, vloeit daarom de Heer, opdat Hij de staat van de engelen zal bewaren, met Zijn Goddelijke steeds sterker en sterker in, en dit vindt plaats totdat zij niet langer door enige invloeiing bewaard kunnen worden, tenzij de bozen beneden van de goeden worden gescheiden; en dit gebeurt door een neerdalen en toenaderen van de hemelen en vandaar door een sterkere invloeiing, totdat de bozen die niet uithouden en dan vluchten zij weg en storten zichzelf in de hel; zo wordt dit eveneens aangeduid in wat in het vorige hoofdstuk staat:

‘Zij zeiden tot de bergen en de rotsen: Valt op ons en verbergt ons van het aangezicht van Degene Die op de troon zit en van de toorn des Lams, omdat de grote dag Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan’, (Openbaring 6:16).

De ontvouwing hiervan is: met de vier winden wordt de invloeiing van de hemelen aangeduid; met de aarde, de zee en alle boom, worden alle lagere gebieden aangeduid en de dingen die daar zijn.

Dat de wind de invloeiing betekent, eigenlijk de invloeiing van het ware in het verstand, kan vaststaan uit de volgende plaatsen:

‘De Heer Jehovih zei: Van de vier winden kom geest en blaas in deze gedoden, opdat zij leven’, (Ezechiël 37:9, 10).

‘Er werden gezien vier wagens, waaraan vier paarden waren; deze zijn de vier winden der hemelen’, (Zacharia 6:1-5).

‘Gij moet opnieuw verwekt worden; de wind blaast waarheen hij wil en gij weet niet van waar hij komt en waar hij heen gaat’, (Johannes 3:7, 8).

‘De Maker der aarde bereidt het wereldrond door Zijn wijsheid; Hij brengt de wind voort vanuit Zijn schatkamers’, (Jeremia 10:12, 13; 51:15, 16; Psalm 135:7).

‘Jehovah doet Zijn wind blazen en de wateren zij vloeien, Hij verkondigt Zijn Woord, Zijn inzettingen en Zijn gerichten’, (Psalm 147:17-19).

‘Hij love Jehovah, de wind des storms, die Zijn Woord doet’, (Psalm 148:8).

‘Jehovah maakt Zijn winden engelen’, (Psalm 18:10, 11; Psalm 104:3); de vleugelen des winds zijn de Goddelijke ware dingen die invloeien: daarom wordt de Heer genoemd ‘de Geest der neusgaten’, (Klaagliederen 4:20) en er wordt gezegd ‘dat Hij in de neusgaten van Adam de ziel des levens inblies’, (Genesis 2:7); en verder, ‘dat Hij in de discipelen inblies, en zei: Ontvangt de Heilige Geest’, (Johannes 20:21, 22); de Heilige Geest is het Goddelijk Ware voortgaande uit de Heer, waarvan de invloeiing in de discipelen daardoor wordt uitgebeeld en vandaar aangeduid, dat Hij in hen inblies.

Dat de wind en de ademing de invloeiing van het Goddelijk Ware in het verstand betekenen, is vanuit de overeenstemming van de long met het verstand, waarover men zie het werk ‘de Wijsheid van de Engelen aangaande de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid’, nrs de Wijsheid van de Engelen aangaande de 371-429.

Aangezien de meer nabije en sterkere invloeiing door de hemelen heen de ware dingen bij de bozen verstrooit, betekent de wind daarom de verstrooiing van het ware bij hen en vandaar de verbinding van hen met de hel en de ondergang; zoals men kan zien uit deze plaatsen:

‘Ik zal over Elam de vier winden vanuit de vier einden der hemelen aanbrengen en Ik zal hem verstrooien’, (Jeremia 49:36).

‘Gij zult ze verjagen, zodat de wind ze wegneemt; de stormwind ze verstrooit’, (Jesaja 41:16).

‘Het waaien van Jehovah steekt hen aan zoals een stroom van zwavel’, (Jesaja 30:33).

‘De beramers der ongerechtigheid vergaan van het waaien Gods en van de Geest van Zijn neus worden zij verteerd’, (Job 4:8, 9).

‘Onthuld zijn de fundamenten van het wereldrond van het schelden van Jehovah, van het waaien des Geestes van Uw neus’, (Psalm 18:15).

‘Ik was ziende in het gezicht, en zie, de vier winden stortten zich in de grote zee en er klommen vier beesten op’, (Daniël 7:2, 3 e.v.).

‘Vanuit de stormwind van Jehovah ging toorn uit, op het hoofd der goddelozen zal hij zich storten’, (Jeremia 23:19; 30:23).

‘Mijn God, vervolg hen met Uw stormwind, verschrik hen met Uw storm’, (Psalm 83:16).

‘De weg van Jehovah in stormwind en storm’, (Nahum 1:4; Jeremia 25:32; Ezechiël 13:13; Hosea 8:7; Amos 1:14; Zacharia 9:14; Psalm 11:6; Psalm 50:3; Psalm 55:9; Psalm 107) waar het volgende staat:

‘Hij zei dat de wind des storms zou waaien; God deed de stormwind stilstaan, zodat de golven ervan stilzwegen, vers 25, 29; daaruit blijkt wat in de geestelijke zin wordt aangeduid met het volgende: ’Jezus in het schip bestrafte de wind en Hij zei tot de zee: Verstom; en het werd rustig’, (Markus 4:39, 40; Lukas 8:23, 24); met de zee wordt hier de hel aangeduid en met de wind de invloeiing daaruit.

Ook wordt niet iets anders dan de sterke invloeiing aangeduid met de oostelijke wind, (Ezechiël 17:10; Jeremia 18:17; Ezechiël 19:12; Hosea 13:15; Psalm 48:8) en verder met diezelfde wind ‘waardoor de zee Suph werd uitgedroogd’, (Exodus 14:21); waarover bij Mozes het volgende:

‘Door het waaien Uwer neusgaten, zijn de wateren opgehoopt geworden, Gij hebt Uw wind geblazen, de zee heeft hen bedekt’, (Exodus 15:8-10).

Hieruit kan nu vaststaan dat met ‘de vier winden terughouden opdat de wind niet zou waaien op de aarde’ wordt aangeduid de meer nabije en sterkere invloeiing in de lagere gebieden terughouden en verhinderen.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl