708. Dat onder Wijn het soortgelijke wordt verstaan als onder Bloed, blijkt duidelijk uit de woorden van de Heer: ‘Jezus nam de drinkbeker en zei: Dit is Mijn Bloed’, (Mattheüs 26; Marcus 14; Lucas 22). Voorts uit het volgende,

‘Hij wast zijn kleed in de wijn, en zijn mantel in het bloed der druiven’, (Genesis 49:11);

dit heeft op de Heer betrekking.

‘Jehovah Zebaoth zal alle volken een maaltijd van vettigheden maken, een maaltijd van heffe [bezinksel] of van zoete wijn’, (Jesaja 25:6).

Dit heeft betrekking op het sacrament van het Heilig Avondmaal, dat uit de Heer zou worden ingesteld. Bij dezelfde:

‘Alle gij dorstigen, gaat tot de wateren, en gij die geen zilver hebt, gaat, koopt en eet, en koopt zonder zilver wijn’, (Jesaja 55:1).

‘Onder het gewas des wijnstoks’, dat zij nieuw drinken zouden in het hemelse Koninkrijk’, (Mattheüs 26:29; Marcus 14:25; Lucas 22:17-18) wordt niets anders verstaan dan het ware van de Nieuwe Kerk en van de hemel. Daarom wordt de Kerk op vele plaatsen in het Woord een wijngaard genoemd, zoals bij (Jesaja 5:1-2, 4; Mattheüs 20:1-13); en noemt de Heer Zichzelf ‘de Ware Wijnstok’, en de mensen die in Hem zijn opgenomen, ‘de ranken’, (Johannes 15:1, 6); behalve in tal van andere plaatsen.