Bible

 

Genesis 47:3

Studie

       

3 Toen zeide Farao tot zijn broederen: Wat is uw hantering? En zij zeiden tot Farao: Uw knechten zijn schaapherders, zo wij als onze vaders.

Komentář

 

Father

  
Rudolf von Arthaber with his Children, by Friedrich von Amerling

Father in the Word means what is most interior, and in those things that are following the Lord's order, it means what is good. In the highest sense Father means the Lord Himself, the creator. In the generation of natural children it is the father who provides the soul or the most interior receptacle of life, and an internal heredity, and the mother who provides all of the substance that the soul uses to form its body, plus an external heredity. In this process the soul comes from the Lord through the father, and not from the father, since all life is from the Lord. The wise person calls the Lord his father and the church his mother because his interior loves come from the Lord, but are given form and actuality through the truths taught by the church. Those things thus brought forth are a person's spiritual "children". In the New Testament, when speaking of Jesus and the Father, what is meant is the outward manifestation with the divine itself as the soul inside. Because Jesus was born from a natural mother, He had a natural body and a natural Jewish heredity. Throughout his life as He was tempted by the hells, He slowly put off all he had from His mother and replaced it with what He had from Himself inside, the Father. In doing this he made himself one with the Father that was His inmost so He could truly say, "I and my Father are one".

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6304

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6304. En Hij zal u wederbrengen tot het land uwer vaderen; dat dit betekent tot de staat van de ene en de andere Oude Kerk, staat vast uit de betekenis van het land, namelijk de Kerk, waarover de nrs. 566, 662, 1066, 1067, 1733, 1850, 2117, 2118, 3355, 4535, 4447, 5577 en uit de betekenis van de vaderen, namelijk degenen die van de Oude Kerk en van de Oudste Kerk waren, nr. 6075. Er wordt gezegd, tot de staat van de ene en de andere Oude Kerk, omdat de zonen Israëls en hun nakomelingen, zoals zij die van de Oude Kerken waren, in de afzonderlijke dingen het hemels en het geestelijk rijk van de Heer uitbeeldden; het uitbeeldende zelf was ook ingesteld: bij de Joodse natie het uitbeeldende van het hemelse rijk en bij het Israëlitische volk het uitbeeldende van het geestelijk rijk; maar bij dat geslacht kon niet iets anders worden ingesteld dan een louter uitbeeldende, maar niet iets van de Kerk of van het rijk van de Heer, want zij wilden in het geheel niets in de uitbeeldende dingen zien en erkennen dan het uiterlijke, maar niet enig innerlijke; opdat evenwel het uitbeeldende zou bestaan en daardoor enige vergemeenschapping met de hemel en door de hemel met de Heer zou worden gegeven, werden zij in de uiterlijke dingen gehouden; en toen was er uit de Heer in voorzien dat er vergemeenschapping zou worden gegeven door een uiterlijk uitbeeldende alleen, zonder innerlijke. Het was deze staat waartoe de nakomelingen van Jakob konden worden teruggebracht. Niettemin scholen bij hen in de uiterlijke uitbeeldende dingen van binnen de Goddelijke dingen, in de hoogste zin die welke het Goddelijk Menselijke van de Heer betroffen en in de betrekkelijke zin die welke het rijk van de Heer betroffen in de hemelen en in de Kerk. Deze staat van de ene en de andere Oude Kerk wordt daarmee aangeduid dat God hen zal wederbrengen tot het land der vaderen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl