Bible

 

Genesis 46:14

Studie

       

14 En de zonen van Zebulon: Sered, en Elon, en Jahleel.

Bible

 

Lucas 3:33

Studie

       

33 Den zoon van Aminadab, den zoon van Aram, den zoon van Esrom, den zoon van Fares, den zoon van Juda,

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6032

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6032. En hij verscheen aan hem; dat dit de doorvatting betekent, staat vast uit de betekenis van zien, namelijk verstaan en bemerken, nrs. 2150, 3764, 4567, 4723, 5400;

en geloof hebben, nrs. 2325, 2807, 3863, 3869, 4403-4421, 5400. Wat dit betreft dat zien is verstaan en daaruit doorvatten en verder dat het is geloof hebben, moet men weten dat er twee dingen bij de mens zijn die zijn leven maken, namelijk:

‘het geestelijk licht’ en ‘de geestelijke warmte’; het geestelijk licht maakt het leven van zijn verstand en de geestelijke warmte het leven van zijn wil; het geestelijk licht is uit de eerste oorsprong het Goddelijk Ware vanuit het Goddelijk Goede van de Heer en daaruit het ware van het geloof vanuit het goede van de naastenliefde; en de geestelijke warmte is uit de eerste oorsprong het Goddelijk Goede van de Goddelijke Liefde van de Heer en daaruit het goede van de hemelse liefde, namelijk de liefde tot de Heer en het goede van de geestelijke liefde, te weten de liefde tot de naaste; deze twee maken, zoals gezegd, het gehele leven van de mens uit. Voor wat betreft het geestelijk licht, dit gedraagt zich zo in het verstand van de mens als het natuurlijk licht in zijn uitwendige gezicht; namelijk opdat het oog kan zien, is het nodig dat er licht is dat beschijnt en dan ziet het oog in dat licht alle dingen die overal in het rond daar buiten zijn; dit is ook zo voor het verstandelijk gemoed, dat het innerlijk oog van de mens is, opdat dit oog kan zien, is het nodig dat het licht van de hemel, dat uit de Heer is, beschijnt en wanneer dat oog door het licht beschenen is, dan ziet het de dingen die overal in het rond daar buiten zijn; maar de objecten die het ziet, zijn geestelijk; wanneer dit licht echter niet zou beschijnen, is het verstandelijk gemoed of het innerlijk oog van de mens, zoals het uitwendige oog of het oog van het lichaam, in duisternis en ziet niets, dat wil zeggen, vanuit de wetenschappelijke dingen niets van het ware en vanuit de ware dingen niets van het goede; het licht dat het menselijk gemoed beschijnt, is in werkelijkheid licht en wel zo’n licht dat duizendmaal het licht van de wereld overtreft, waarvan ik getuigenis kan afleggen, omdat ik het heb gezien; vanuit dat licht zien alle engelen in de hemelen de dingen die overal in het rond buiten hen zijn en vanuit hetzelfde licht zien en doorvatten zij eveneens de ware dingen die van het geloof zijn en het hoedanige ervan; vandaar nu komt het dat met zien in de geestelijke zin niet slechts het verstand, maar ook alles wat van het verstand is, wordt aangeduid, zoals: denken, bespiegelen, bemerken, de voorzichtigheid en tal van zulke dingen; en verder niet slechts het geloof, maar ook alles wat van het geloof is, zoals het ware, het leerstellige vanuit het Woord en eendere dingen. Voor wat betreft de geestelijke warmte, deze gedraagt zich zo in de wil van de mens als de natuurlijke warmte in het lichaam, namelijk dat zij moet levend maken; maar de geestelijke warmte is in haar oorsprong, welke oorsprong uit de Heer is, niets anders dan de Goddelijke Liefde jegens het algehele menselijke geslacht en daaruit de wederkerige liefde van de mens tot Hem en tevens jegens de naaste; en die geestelijke warmte is ook in werkelijkheid warmte, die de lichamen van de engelen met warmte en tegelijk hun innerlijke dingen met liefde zegent; vandaar komt het dat met warmte, vlam, vuur, in het Woord, in de echte zin de dingen worden aangeduid die van de liefde zijn, zoals de aandoeningen van het goede en het ware en verder het goede zelf.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl