Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 863
863. Dat de woorden ‘Noach opende het venster van de ark, die hij gemaakt had de tweede staat aanduiden, toen de waarheden van het geloof aan hem verschenen, kan uit de laatste woorden van het vorige vers blijken, namelijk dat de toppen van de bergen verschenen, en uit de betekenis daarvan; voorts uit de betekenis van het venster, waarover eerder in nummer 655 werd gezegd, dat het het verstandelijke is, dus het ware van het geloof, wat hetzelfde is; en verder hieruit, dat dit het eerste gloren van het licht is. Over het verstandelijke of het ware van het geloof, door het venster aangeduid, valt hier hetzelfde op te merken als eerder, namelijk dat er geenszins enig waars van het geloof kan bestaan, tenzij door het goede van de liefde of van de naastenliefde, zoals er nooit enig werkelijk verstandelijks kan bestaan, tenzij door de wil. Wordt de wil verwijderd, dan is er geen verstand, zoals eerder al herhaaldelijk is aangetoond; evenzo, wordt de naastenliefde verwijderd, dan is er geen geloof. Maar omdat de wil van de mens louter begeerte is, heeft de Heer er op wonderbaarlijke wijze in voorzien dat het verstandelijke of het ware van het geloof niet in zijn begeerte zou worden ondergedompeld en heeft Hij het verstandelijke van datgene, wat tot de wil van de mens behoort, gescheiden door iets dat tussen beide het midden houdt, en het geweten is, waarin door de Heer naastenliefde is gelegd. Zonder deze wonderbaarlijke voorziening had nooit iemand gered kunnen worden.