13
En zij zeiden: Wij, uw knechten, waren twaalf gebroeders, eens mans zonen, in het landKanaan; en zie, de kleinste is heden bij onzen vader; doch de een is niet meer.
8
Toen zeiden zijn broeders tot hem: Zult gij dan ganselijk over onsregeren: zult gij dan ganselijk over ons heersen? Zo haatten zij hem nog te meer, om zijn dromen en om zijn woorden.