6
En de vrouwzag, dat die boomgoed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.
282. Over haar eerste nageslacht, waarin het geestelijk-hemels goede was; en over het tweede en derde, waarin het natuurlijk goede was, aangeduid door rokken van vel, welke Jehovah God voor de mens en zijn vrouw maakte, vers 21.
Prostudujte si tuto pasáž
Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl