3
Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft.
282. Over haar eerste nageslacht, waarin het geestelijk-hemels goede was; en over het tweede en derde, waarin het natuurlijk goede was, aangeduid door rokken van vel, welke Jehovah God voor de mens en zijn vrouw maakte, vers 21.
Prostudujte si tuto pasáž
Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl