Bible

 

Genesis 35:9

Studie

       

9 En God verscheen Jakob wederom, als hij van Paddan-Aram gekomen was; en Hij zegende hem.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2643

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2643. Dat de woorden ‘wie zou Abraham gezegd hebben: Sarah zal zonen zogen’ betekenen, dat de Heer uit eigen macht het Menselijke in het Goddelijke plantte, blijkt uit de uitbeelding van Abraham en ook van Sarah en uit de betekenis van zogen en van de zonen. Dat Abraham het Goddelijk Goede uitbeeldt en Sarah het Goddelijk Ware, is aangetoond; dat melk het geestelijke uit hemelse oorsprong, of het ware uit het goede is, zie men in nr. 2184; dus is ‘zogen’ dit inplanten. Dat zonen waarheden zijn, hier de waarheden die in het redelijke zijn, blijkt uit de betekenis van zonen, nrs. 489-491, 533.

Dat deze dingen in de innerlijke zin beteken, dat de Heer uit eigen macht het Menselijke in het Goddelijke plantte, komt omdat het Goddelijk Ware hetzelfde is als het Goddelijk Menselijke en wanneer daarvan gezegd wordt, dat het Abraham zonen zoogt, wordt daarmee aangeduid, dat Hij het Menselijke in het Goddelijke plantte en daar dit het menselijke was, deed Hij het uit eigen macht. Maar deze dingen kunnen lastig helderder aan het verstand worden uitgelegd; wanneer er meer dingen aan worden toegevoegd, verduistert de zin nog meer, want het zijn Goddelijke dingen, die zich alleen aan de engelen door middel van hemelse en geestelijke dingen kunnen voordoen; wanneer zij zich aan de mens zouden vertonen in de een of andere meer verheven stijl, zouden zij in de stoffelijke en lichamelijk voorstellingen vallen die de mens heeft. Bovendien moet men weten, dat het Goddelijk Redelijke van de Heer naar zijn hoedanigheid, toen het pas geboren was, beschreven wordt met deze woorden:

‘God heeft mij een lachen gemaakt; al die het hoort, zal met mij lachen; en zij zei: Wie zou Abraham gezegd hebben: Sarah zal zonen zogen’. Want het was volgens oud gebruik, dat wanneer een kindje geboren werd, het een naam werd gegeven, die een aanduiding was van de staat en dat de staat dan ook beschreven werd, zoals toen Kaïn aan Eva en Adam geboren werd, (Genesis 4:1);

toen Seth hun geboren werd, (Genesis 4:25);

toen Noach aan Lamech geboren werd, (Genesis 5:29);

toen Ezau en Jakob aan Izaäk geboren werden, (Genesis 25:25, 26);

toen de twaalf zonen aan Jakob werden geboren, (Genesis 29:32-35; 30:6, 8, 11, 13, 18, 20, 24; 35:18);

toen Perez en Serach aan Thamar geboren werden, (Genesis 38:29, 30);

toen Menasse en Efraïm aan Jozef geboren werden, (Genesis 41:51, 52);

toen Gerschom en Eliezer aan Mozes geboren werden, (Exodus 2:22; 18:4). Wat dezen allen uitbeelden en wat zij in de innerlijke zin betekenen, lag opgesloten in de aan de gegeven namen toegevoegde beschrijving, zoals hier wat Izaäk uitbeeldt en aanduidt; wat hier ligt opgesloten, komt tot op zekere hoogte uit in deze beknopte verklaring, maar toch liggen er diepere verborgenheden in verschillen, want het zijn Goddelijke dingen, die met geen vormen of formules van woorden zijn uit te drukken.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl