Bible

 

Genesis 32:26

Studie

       

26 En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4283

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4283. En hij zei: Laat mij, omdat de dageraad is opgegaan; dat dit betekent dat de verzoeking ophield toen de verbinding nabij was, staat vast uit de betekenis van ‘laat mij’, namelijk van met mij te worstelen, te weten dat de verzoeking ophield; dat de worsteling de verzoeking is, zie eerder in nr. 4274; en dat zij ophield, blijkt uit wat volgt; en uit de betekenis van de dageraad, namelijk de verbinding van het door Jakob aangeduide natuurlijk goede met het hemels geestelijke of met het Goddelijk Goede van het Ware, waarover nr. 4275.

Dat de worsteling begonnen was voordat de dageraad was opgegaan en dat zij beëindigd werd nadat de dageraad was opgegaan en dat daarna vermeld wordt wat er gebeurde toen de zon opging, komt omdat de tijden van de dag evenals de tijden van het jaar, staten betekenen, zie de nrs. 487, 488, 493, 893, 2788, 3785; hier de staten van de verbinding door de verzoekingen; want wanneer de verbinding van de innerlijke mens met de uiterlijke plaatsvindt, dan is voor hem de dageraad daar, want dan treedt hij de geestelijke of de hemelse staat binnen; ook verschijnt er dan voor hem een licht gelijk aan dat van de dageraad, indien hij zich in zo’n staat bevindt dat hij het kan bemerken; overigens wordt zijn verstandelijke verlicht en het wordt hem te moede zoals wanneer men in de morgenstond uit de slaap ontwaakt wanneer de dageraad voor het eerst de dag verlicht en inzet.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl