Bible

 

Genesis 32:17

Studie

       

17 En hij gebood de eerste, zeggende: Wanneer Ezau, mijn broeder, u ontmoeten zal, en u vragen, zeggende: Wiens zijt gij? en waarheen gaat gij? en wiens zijn deze voor uw aangezicht?

Komentář

 

Two

  

The number "two" has two different meanings in the Bible. In most cases "two" indicates a joining together or unification. This is easy to see if we consider the conflicts we tend to have between our "hearts" and our "heads" -- between what we want and what we know. Our "hearts" tell us that we want pie with ice cream for dinner; our "heads" tell us we should have grilled chicken and salad. If we can bring those two together and actually want what's good for us, we'll be pretty happy. We're built that way -- with our emotions balanced against our intellect -- because the Lord is built that way. His essence is love itself, or Divine Love, the source of all caring, emotion and energy. It is expressed as Divine Wisdom, which gives form to that love and puts it to work, and is the source of all knowledge and reasoning. In His case the two aspects are always in conjunction, always in harmony. It's easy also to see how that duality is reflected throughout creation: plants and animals, food and drink, silver and gold. Most importantly, it's reflected in the two genders, with women representing love and men representing wisdom. That's the underlying reason why conjunction in marriage is such a holy thing. So when "two" is used in the Bible to indicate some sort of pairing or unity, it means a joining together. In rare cases, however, "two" is used more purely as a number. In these cases it stands for a profane or unholy state that comes before a holy one. This is because "three" represents a state of holiness and completion (Jesus, for instance, rose from the tomb on the third day), and "two" represents the state just before it.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4235

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4235. En de engelen Gods ontmoetten hem; dat dit de verlichting uit het goede betekent, staat vast uit de betekenis van de engelen Gods, namelijk iets van de Heer, hier het Goddelijke dat in de Heer is, want in de Heer was het Goddelijke Zelf dat de Vader wordt genoemd; het wezen zelf van het leven, dat bij de mens de ziel wordt genoemd, was daaruit en het was Hijzelf; het is dit Goddelijke dat in het gewone spraakgebruik de Goddelijke Natuur wordt genoemd of liever het Goddelijk Wezen van de Heer; dat door de engelen Gods in het Woord iets van het Goddelijke van de Heer wordt aangeduid, zie de nrs. 1925, 2319, 2821, 3039, 4085. Daarmee dat ‘de engelen Gods hem ontmoetten’, wordt in de naaste zin de invloeiing van het Goddelijke in het Natuurlijke aangeduid, vandaar de verlichting, want alle verlichting is vanuit de invloeiing van het Goddelijke. Omdat er gehandeld wordt over de omkering van de staat in het Natuurlijke van de Heer, opdat het goede in de eerste plaats zou zijn en het ware in de tweede en hier over de inplanting van het ware in het goede daar, nr. 4232 en dit niet kan plaatsvinden zonder verlichting uit het Goddelijke, wordt hier daarom eerst gehandeld over de verlichting uit het goede waarin het ware zou worden ingeplant.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl