Bible

 

Genesis 31:26

Studie

       

26 Toen zeide Laban tot Jakob: Wat hebt gij gedaan, dat gij u aan mijn hart ontstolen hebt, en mijn dochteren ontvoerd hebt, als gevangenen met het zwaard?

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4136

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4136. Waarom hebt gij u verborgen om te vluchten en gij hebt mij bestolen en gij hebt mij niet te kennen gegeven; dat dit de staat betekent indien de scheiding vanuit zijn vrije was geschied, staat vast uit de betekenis van zich verbergen om te vluchten, namelijk zich afscheiden tegen diens zin; dat vluchten is gescheiden worden, zie de nrs. 4113, 4114, 4120;

uit de betekenis van mij bestelen, namelijk wegnemen wat dierbaar en heilig is, nrs. 4112, 4133;

en uit de betekenis van mij niet te kennen geven, namelijk hier door de scheiding, nr. 4113; daaruit volgt dat door die woorden wordt aangeduid dat de scheiding tegen zijn zin was geschied, terwijl zij toch vanuit het vrije had moeten plaatsvinden; de staat van het vrije wordt aangeduid en beschreven door de woorden die nu volgen, namelijk, ‘ik zou u gezonden hebben met blijdschap en met gezangen, met trommel en met harp’; maar dit zijn de woorden van Laban overeenkomstig zijn geloof toenmaals; maar hoe het gesteld is met de scheiding tussen het middellijk goede en het echte goede bij hen die worden wederverwekt, namelijk dat het in het vrije geschiedt, zie eerder de nrs. 4110, 4111;

dat het daarmee zo gesteld is, verschijnt niet voor de mens, want de mens weet niet hoe de goede dingen bij hem variëren, te minder hoe de staat van elk goede wordt veranderd, zelfs niet hoe het goede van de kindsheid varieert en veranderd wordt in het goede van de knapenjaren en dit in het volgende goede, namelijk dat van de jongelingsjaren, daarna in het goede van de volwassen leeftijd en tenslotte in het goede van de ouderdom; bij hen die niet worden wederverwekt zijn het niet de goede dingen die veranderd worden, maar zijn het de aandoeningen en de verkwikkelijke dingen ervan; maar bij hen die wederverwekt worden, zijn er veranderingen van staat van de goede dingen en wel vanaf de kindsheid tot aan het laatste van hun leven toe; want het wordt door de Heer voorzien welk leven de mens zal leiden en hoe hij zich door de Heer zal laten leiden; en omdat alle dingen en de afzonderlijke dingen, ja zelfs de meest afzonderlijke, worden voorzien, wordt er ook in voorzien; maar hoe het dan gesteld is met de veranderingen van staat van de goede dingen, weet de mens in het geheel niet; de oorzaak hiervan is voornamelijk dat hij daarover geen erkentenissen heeft en ze ook niet verlangt te hebben; en omdat de Heer niet rechtstreeks bij de mens invloeit en leert, maar in zijn erkentenissen invloeit, dus indirect, kan hij daarom geenszins de veranderingen van staat van die goede dingen weten; en omdat de mens van dien aard is, namelijk dat hij zonder erkentenissen van deze zaak is en het er bovendien heden weinigen zijn die zich laten wederverwekken, zo zouden daarom deze dingen, indien zij vollediger werden ontvouwd, niet begrepen kunnen worden. Dat weinigen heden iets over het geestelijk goede weten en eveneens weinigen iets over het vrije, is mij door ondervinding ten aanzien van hen die uit de christelijke wereld in het andere leven komen, bekend geworden; ter toelichting mag slechts een enkel voorbeeld worden aangevoerd: er was een zekere voorganger die van zichzelf geloofd had dat hij geleerder was dan de anderen en die ook, toen hij leefde, door anderen als geleerd was erkend; hij was, omdat hij een boos leven had geleid, in zo’n stompzinnige onwetendheid ten aanzien van het goede en het vrije en over het verkwikkelijke en het gezegende dat daaruit is, dat hij niet het minste van verschil wist tussen het helse verkwikkelijke en vrije en het hemels verkwikkelijke en vrije; ja, hij zei zelfs dat er geen verschil was; daar er zo’n onwetendheid is, ook bij degenen die voor geleerder dan anderen gelden, zo kan men daaruit opmaken, in wat voor grote schaduwen, ja zelfs, in wat voor grote en hoedanige waanzinnigheden die dingen zouden vallen die hier gezegd zouden worden over het goede en over het vrije, waarover in de innerlijke zin wordt gehandeld; terwijl het toch zo is gesteld dat er zelfs niet een enkel woord in het Woord is gezegd dat niet een hemelse verborgenheid behelst, hoewel het voor de mens als van geen belang verschijnt en wel vanwege het gebrek aan erkentenissen of wel vanwege de onwetendheid waarin de mens heden ten aanzien van de hemelse dingen is en ook wil zijn.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl