Bible

 

Genesis 31:1

Studie

       

1 Toen hoorde hij de woorden der zonen van Laban, zeggende: Jakob heeft genomen alles, wat onzes vaders was, en van hetgeen, dat onzes vaders was, heeft hij al deze heerlijkheid gemaakt.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4149

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4149. Met wie gij uw goden vindt, hij zal niet leven voor onze broeders; dat dit betekent dat het ware niet van gene was en dat het ware van gene niet stand zou houden in zijn goede, staat vast uit de betekenis van de goden, hier de terafim, te weten de ware dingen, waarover nr.4111; maar niet de ware dingen van het door Laban aangeduide goede, maar die van de aandoening die door Rachel wordt uitgebeeld, omdat door de goden hier die ware dingen worden aangeduid, wordt daarom vermeld dat Rachel ze gestolen had en daarover wordt in wat volgt meer gehandeld; en dit zou niet vermeld zijn indien dit feit geen verborgenheden behelsde die alleen in de innerlijke zin uitkomen; en omdat die ware dingen waarover hier wordt gehandeld, niet van het door Laban aangeduide goede waren, maar van de aandoening van het ware die door Rachel wordt uitgebeeld, zo wordt daarom door die woorden ‘met wie gij uw goden vindt, hij zal niet leven voor onze broeders’ aangeduid dat het ware niet van gene was en dat het ware van gene niet zou standhouden in zijn goede. Met deze verborgenheid is het als volgt gesteld: elk geestelijk goede heeft zijn ware dingen, want waar dat goede is, daar zijn de ware dingen; het goede in zich beschouwd is één, maar het wordt onderscheiden door de ware dingen; want de ware dingen kunnen vergeleken worden met de vezels die enig orgaan van het lichaam samenstellen; volgens de vorm van de vezels ontstaat het orgaan en zo zijn werking, die, namelijk de werking, plaatsvindt door het leven dat door de ziel invloeit en het leven is uit het goede dat uit de Heer is; vandaar komt het dat het goede, hoewel het één is, toch bij eenieder verschillend is en wel zozeer verschillend dat het op geen enkele wijze ooit bij de een gelijk is aan dat van de ander; vandaar komt het ook dat het ware van de een nooit kan standhouden in het goede van de ander; want alle waren dingen bij ieder mens die in het goede is, staan met elkaar in verbinding en maken een bepaalde vorm en daarom kan het ware van de een niet worden overgedragen op de ander, maar het gaat, wanneer het wordt overgedragen, over in de vorm van degene die opneemt en neemt een andere gedaante aan; maar deze verborgenheid is van een te diepgaande navorsing dan dat zij in het kort uiteengezet kan worden; vandaar komt het dat het gemoed van de een nooit geheel en al gelijk is aan dat van de ander, maar zoveel mensen, zoveel verschillende gemoederen ten aanzien van de aandoeningen en het denken; verder dat de gehele hemel bestaat uit vormen die bij de engelen horen en die in een eeuwigdurende verscheidenheid zijn en deze werken, door de Heer in de hemelse vorm geschikt, als één; want geen enkele eenheid is ooit samengesteld uit dezelfde dingen in een vorm, maar elke eenheid is samengesteld uit verschillende dingen in een vorm en die dingen maken één overeenkomstig die vorm. Vandaar blijkt nu wat daaronder wordt verstaan dat het ware van gene niet zou stand houden in zijn goede.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl