4
Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob ging tot haar in.
3972. En Jakob zei tot Laban; dat dit betekent het goede van het natuurlijk ware tot het zijdelings verwante goede uit Goddelijke oorsprong, waardoor er verbinding is van de innerlijke dingen, staat vast uit de uitbeelding van Jakob, namelijk het goede van het natuurlijk ware, waarover de nrs. 3612, 3665, 3778;
dat de verbinding van de innerlijke dingen plaatsvindt door dat goede, werd eerder enige malen ontvouwd, zie de nrs. 3665, 3690 en elders. Dit goede is het ook dat wordt aangeduid door de kudde van Laban waardoor Jakob zijn kudde verwierf, waarover in wat volgt.