29
Volken zullen u dienen, en natien zullen zich voor u nederbuigen; wees heer over uw broederen, en de zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen! Vervloekt moet hij zijn, wie u vervloekt; en wie u zegent, zij gezegend!
3544. Dat de woorden ‘en het brood’ het daaruit voortvloeiende goede betekenen, blijkt uit de betekenis van het brood, te weten het goede, waarover de nrs. 276, 680, 1798, 2165, 2177, 3464, 3478.
Prostudujte si tuto pasáž
Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl