Bible

 

Genesis 26:14

Studie

       

14 En hij had bezitting van schapen, en bezitting van runderen, en groot gezin; zodat hem de Filistijnen benijdden.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3405

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3405. Dat de woorden ‘en hij vond in dat jaar honderd maten’ de overvloed betekenen, blijkt uit de betekenis van het jaar, namelijk de volledige staat, waarover wordt gehandeld, nrs. 487, 488, 493, 893;

uit de betekenis van honderd, namelijk het vele en het volle, waarover nr. 2636;

en uit de betekenis van de maat, namelijk de staat van iets ten aanzien van het ware, waarover nr. 3104;

deze dingen samengevat in één begrip, betekenen de overvloed van het ware. In de hoogste zin wordt hier, zoals in de overige dingen, over de Heer gehandeld, namelijk dat ook Hij in de schijnbaarheden van het ware verkeerde, toen Hij in het moederlijk menselijke was, maar dat Hij, zoals Hij dit menselijke uittrok, ook de schijnbaarheden aflegde en het oneindige en eeuwige Goddelijke zelf aantrok; maar in de innerlijke of betrekkelijke zin wordt gehandeld over de schijnbaarheden van hogere graden, die zoals gezegd bij de engelen zijn; de overvloed ervan wordt daarmee aangeduid, dat hij in dat jaar honderd maten vond. Het is met de schijnbaarheden van het ware of met de van het Goddelijke uitgaande, waarheden zo gesteld, dat die welke van een hogere graden zijn, in overvloed en volmaaktheid die van lagere graden onmetelijk te boven gaan, want myriaden, ja myriaden van myriaden dingen die onderscheiden worden waargenomen door hen die in een hogere graad zijn, verschijnen slechts als een enkele zaak bij hen die in een lagere graad zijn, want de lagere dingen zijn niets anders dan samenstellingen van hogere dingen, zoals men kan opmaken uit het geheugen bij de mens, waarvan het innerlijke, omdat het in een hogere graad is, zo onmetelijk uitmunt boven het uiterlijke, dat in een lagere graad is, zie de nrs. 2473, 2447. Hieruit kan blijken in welke wijsheid de engelen zijn, vergeleken met de mens; ook zijn de engelen van de derde hemel in de vierde graad boven de mens; daarom kan over deze wijsheid in tegenwoordigheid van de mens niets anders gezegd worden, dan dat zij onbegrijpelijk, ja zelfs onuitsprekelijk is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl