Bible

 

Genesis 26:13

Studie

       

13 En die man werd groot, ja, hij werd doorgaans groter, totdat hij zeer groot geworden was.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3440

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3440. Dat de woorden ‘en Ik zal u zegenen en Ik zal uw zaad doen vermenigvuldigen’ betekenen, dat er daarvandaan aanwassing van het goede en ware zou zijn, blijkt uit de betekenis van ‘u zegenen’ namelijk de aanwassing van het goede, nr. 3406;

en uit de betekenis van ‘uw zaad vermenigvuldigen’ namelijk de aanwassing van het ware, waarover de nrs. 43, 55, 913, 983, 2846, 2847;

dat het zaad het ware is waarop het vermenigvuldigen betrekking heeft, zie de nrs. 1025, 1447, 1610, 2848, 3038, 3373, 3380.

Dat er ook uit de letterlijke zin van het Woord aanwassing van het goede en ware is bij de mens, komt omdat in die zin, evenals alle dingen, tot in bijzonderheden Goddelijk zijn, zoals eerder in nr. 3439 werd gezegd; en omdat in de letterlijke zin op verschillende plaatsen de innerlijke zin open ligt, zoals in het Oude Testament bij de profeten, dat de Heer komen zou, die het heil van het menselijk geslacht zou zijn; dat de gehele wet en alle profeten daarin bestaan, de Heer lief te hebben en de naaste lief te hebben, dat ‘doden’ wil zeggen haten, want wie haat, doodt elk ogenblik, en dit is in zijn wil en in de verlustiging van zijn leven; deze dingen behoren tot de innerlijke zin in de letterlijke; behalve nog tal van andere.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3038

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3038. Dat de woorden ‘aan uw zaad zal Ik dit land geven’ het Goddelijk ware betekenen dat tot het Menselijke van de Heer behoort, blijkt uit de betekenis van het zaad, namelijk het geloof van de naastenliefde en tevens degenen die in het geloof van de naastenliefde zijn, waarover de nrs. 1025, 1447, 1610, 2848;

en aangezien al het goede en ware van het geloof van de Heer komt, is het het Goddelijk Ware zelf, dat in de hoogste zin onder het zaad wordt verstaan; en uit de betekenis van ‘dit land’ namelijk Kanaän, hetgeen de hemel of het rijk van de Heer is, waarover de nrs. 1413, 1437, 1607;

en aangezien het de hemel is of het rijk van de Heer, is het het Goddelijk Menselijke van de Heer, dat in de hoogste zin onder het land Kanaän wordt verstaan, want het Goddelijke zelf kan niet in de hemel vloeien dan alleen door het Goddelijk Menselijke van de Heer en dit heeft de Heer ook verkondigd bij Mattheüs:

‘Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de Vader, noch iemand kent de Vader dan de Zoon en aan wie het de Zoon wil openbaren, (Mattheüs 11:27) en bij Johannes:

‘Niemand heeft ooit God gezien; de Enigverwekte Zoon, die in de schoot van de Vader is, die heeft Hem verklaart’, (Johannes 1:18);

de Zoon is het Goddelijk Menselijke van de Heer. Wie gelooft, dat in de hemel een andere Vader dan de Heer wordt aanbeden, dwaalt in hoge mate.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl