Bible

 

Genesis 24:56

Studie

       

56 Maar hij zeide tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg voorspoedig gemaakt heeft! laat mij trekken, dat ik tot mijn heer ga.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3078

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3078. Dat de woorden ‘welke aan Bethuël geboren was, de zoon van Milkah, de echtgenote van Nachor, de broeder van Abraham’ de volledige oorsprong van deze aandoening betekenen, blijkt uit de uitbeelding van Bethuël en verder ook van Milkah en van Nachor en ook van Abraham. Wat ieder in het bijzonder uitbeeldt, kan niet begrijpelijk worden uitgelegd en getoond, omdat de eerste aandoening van het ware weliswaar haar oorsprong aan de Goddelijke dingen ontleent, door de Heer in de natuurlijke mens verworven, nr. 3019, maar toch waren dingen van de moeder daar aanwezig, die niet ineens gescheiden konden worden en ook daaruit was er aandoening. De hoedanigheid van deze aandoening in haar oorsprong wordt in de innerlijke zin daarmee beschreven, dat zij geboren was aan Bethuël, de zoon van Milkah, de echtgenote van Nachor, de broeder van Abraham. Elke aandoening, hoewel enkelvoudig en als één ding verschijnend, bergt niettemin zoveel ontelbare dingen in zich, dat zij nooit door enige voorstelling bevat en nog minder beschreven kan worden; want in elke aandoening is het gehele leven van de mens, dat verworven is vanaf zijn vroegste kindsheid tot de leeftijd toe, waarin hij is wanneer hij in de aandoening is; ja zelfs zijn er nog meer dingen, namelijk die, welke hij heeft overgeërfd van vader, moeder en van grootouders en overgrootouders en door de geboorte aangenomen, want de aandoening is de gehele mens zoals hij is. In het andere leven wordt het soms door het aan de dag treden van de aandoening zichtbaar vertoond, hoeveel van eigenliefde er in iemand is en hoeveel van wereldliefde en hoeveel van liefde tot beginselen en van welke aard einddoel en nut is; en verder ook hoeveel van liefde tot het goede en ware en van welke aard dat goede en ware is, alsmede hoe deze zijn geordend, namelijk verbonden, elkaar benaderend of gescheiden, dus voor hoeveel zij met de hemelse orde in strijd zijn of voor hoeveel zij daarmee samenstemmen; al deze dingen worden, zoals gezegd, door het aan de dag treden van de aandoening vertoond, omdat de aandoening de gehele mens is. Dat dit zo is, schijnt de mens ongelooflijk toe, niettemin is het waar.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl