Bible

 

Genesis 24:45

Studie

       

45 Eer ik geeindigd had te spreken in mijn hart, ziet, zo kwam Rebekka uit, en had haar kruik op haar schouder, en zij kwam af tot de fontein en putte; en ik zeide tot haar: Geef mij toch te drinken!

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3089

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3089. Dat de woorden ‘laat mij, ik bid u, een weinig waters uit uw kruik slurpen’ betekenen, of van daar iets waars verbonden kon worden, blijkt uit de betekenis van slurpen, namelijk iets dergelijks als drinken, maar dan kleiner, omdat onderzoek gedaan moet worden. Dat drinken innerlijk gewaarworden is, zie in nr. 3069. In de innerlijke zin is drinken ook meegedeeld en verbonden worden en heeft betrekking op het geestelijke, zoals eten betrekking heeft op het hemelse, nrs. 2187, 2342;

en uit de betekenis van het water, namelijk het ware, waarover de nrs. 680, 739, 2702. Daarom betekenen hier de woorden ‘laat mij, ik bid u, een weinig waters uit uw kruik slurpen’ het onderzoek of van daar iets waars verbonden kon worden. De kruik is de ontvanger, waarin en waaruit het ware is, nrs. 3068, 3079.

Dat er een onderzoek werd ingesteld, komt omdat de eerste aandoening van het ware ook iets vanuit het moederlijke met zich meedroeg, dat gescheiden moest worden, nrs. 3040, 3078.

Bij de mens die wederverwekt moet worden is het als volgt gesteld, dat zijn eerste aandoening van het ware in hoge mate onrein is, want er bevindt zich daarin een aandoening van betrachting van nut en een einddoel ter wille van zichzelf, ter wille van de wereld, ter wille van heerlijkheid in de hemel en meer dergelijke dingen die op zichzelf zijn gericht, maar niet op het algemeen welzijn, het rijk van de Heer, nog minder op de Heer. Zo’n aandoening kan niet anders dan voorafgaan; toch wordt die geleidelijk door de Heer gereinigd, zodat tenslotte de boosheden en valsheden verwijderd en als het ware naar de omtrek geworpen worden; ze waren evenwel van dienst als middelen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3078

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

3078. Dat de woorden ‘welke aan Bethuël geboren was, de zoon van Milkah, de echtgenote van Nachor, de broeder van Abraham’ de volledige oorsprong van deze aandoening betekenen, blijkt uit de uitbeelding van Bethuël en verder ook van Milkah en van Nachor en ook van Abraham. Wat ieder in het bijzonder uitbeeldt, kan niet begrijpelijk worden uitgelegd en getoond, omdat de eerste aandoening van het ware weliswaar haar oorsprong aan de Goddelijke dingen ontleent, door de Heer in de natuurlijke mens verworven, nr. 3019, maar toch waren dingen van de moeder daar aanwezig, die niet ineens gescheiden konden worden en ook daaruit was er aandoening. De hoedanigheid van deze aandoening in haar oorsprong wordt in de innerlijke zin daarmee beschreven, dat zij geboren was aan Bethuël, de zoon van Milkah, de echtgenote van Nachor, de broeder van Abraham. Elke aandoening, hoewel enkelvoudig en als één ding verschijnend, bergt niettemin zoveel ontelbare dingen in zich, dat zij nooit door enige voorstelling bevat en nog minder beschreven kan worden; want in elke aandoening is het gehele leven van de mens, dat verworven is vanaf zijn vroegste kindsheid tot de leeftijd toe, waarin hij is wanneer hij in de aandoening is; ja zelfs zijn er nog meer dingen, namelijk die, welke hij heeft overgeërfd van vader, moeder en van grootouders en overgrootouders en door de geboorte aangenomen, want de aandoening is de gehele mens zoals hij is. In het andere leven wordt het soms door het aan de dag treden van de aandoening zichtbaar vertoond, hoeveel van eigenliefde er in iemand is en hoeveel van wereldliefde en hoeveel van liefde tot beginselen en van welke aard einddoel en nut is; en verder ook hoeveel van liefde tot het goede en ware en van welke aard dat goede en ware is, alsmede hoe deze zijn geordend, namelijk verbonden, elkaar benaderend of gescheiden, dus voor hoeveel zij met de hemelse orde in strijd zijn of voor hoeveel zij daarmee samenstemmen; al deze dingen worden, zoals gezegd, door het aan de dag treden van de aandoening vertoond, omdat de aandoening de gehele mens is. Dat dit zo is, schijnt de mens ongelooflijk toe, niettemin is het waar.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl