Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 3040
3040. Dat de woorden ‘gij zult voor mijn zoon een vrouw van daar nemen’ betekenen, dat de aandoening van het ware weliswaar daar vandaan komt, maar uit een nieuwe oorsprong, blijkt uit de betekenis van de vrouw, namelijk de aandoening van het ware, waarover eerder. Want door Rebekka, over wie in dit hoofdstuk wordt gehandeld, wordt het Goddelijk ware uitgebeeld, dat verbonden moet worden met het Goddelijk Goede van het Redelijke, dat Izaäk is. Dat de aandoening van het ware daar vandaan komt, namelijk uit wat wordt aangeduid door ‘het huis van de vader en het land van de geboorte’ maar uit een nieuwe oorsprong, kan hier nog niet uitgelegd worden, maar in wat volgt zal hierover in vele dingen gehandeld worden. Om het nu alleen in het kort te zeggen: alle aandoening van het ware in de natuurlijke mens ontstaat door middel van de invloeiing door de aandoening van het goede uit het redelijke of door middel van het redelijke door de Heer. De aandoening van het ware, die door middel van deze invloeiing in de natuurlijke mens ontstaat, is in het begin niet de echte aandoening van het ware, want het echte ware komt geleidelijk en wordt geleidelijk in de plaats gebracht van eerdere dingen die niet waarheden in zichzelf waren, maar slechts middelen die tot het echte ware leidden. Uit dit weinige kan blijken wat het zeggen wil dat de aandoening van het ware weliswaar daar vandaan komt, maar uit een nieuwe oorsprong.