21
En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om te merken, of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had, of niet.
21
En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om te merken, of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had, of niet.
3027. Dat de woorden ‘voor mijn zoon Izaäk een vrouw nemen’ betekenen, dat daaruit de aandoening van het ware voortkwam die met de aandoening van het goede van het redelijke verbonden zou worden, blijkt uit wat eerder in nr. 3024 is gezegd.