De details van de instructie kunnen ook variëren afhankelijk van wie of wat er drinkt. Wanneer Rebekka water geeft aan de kamelen van Abrahams knecht (Genesis 24) betekent dit instructie over bekende feiten uit de Bijbel aan het uitwendige deel van het verstand. Wanneer Jakob de kudde schapen van Laban water geeft (Genesis 29), betekent dit onderricht vanuit de leer over het liefhebben van wat goed is. Wanneer iemand schoon water drinkt, staat dat voor het krijgen van eenvoudige, uiterlijke ideeën uit de Bijbel. Het drinken van goede wijn staat voor het leren kennen van de diepere geestelijke ideeën die in de verhalen van de Bijbel liggen. Daarom zei Jezus tegen de Samaritaanse vrouw dat het water dat Hij gaf een "bron zou zijn die springt tot in het eeuwige leven" (Johannes 4:14). Voedsel in de Bijbel vertegenwoordigt het verlangen naar het goede, en water en andere dranken vertegenwoordigen het begrip en de ware ideeën die we nodig hebben om te herkennen wat goed is en hoe we het tot stand kunnen brengen - of eenvoudige "waarheid", zoals Swedenborg het uitdrukt. Wanneer mensen (of dieren) in de Bijbel drinken, betekent dit dus dat zij de ware dingen leren en zich eigen maken, zodat zij gebruikt kunnen worden. In de tegenovergestelde zin kan het betekenen dat men in plaats daarvan valse ideeën tot zich neemt, en toestaat dat deze de geest verontreinigen.