Bible

 

Genesis 21:22

Studie

       

22 Voorts geschiedde het ter zelfder tijd, dat Abimelech, mitsgaders Pichol, zijn krijgsoverste, tot Abraham sprak, zeggende: God is met u in alles, wat gij doet.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2669

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2669. Dat de woorden ‘Ook de zoon van de dienstmaagd zal Ik tot een natie stellen’ de geestelijke Kerk betekenen, die het goede van het geloof zou ontvangen, blijkt uit de betekenis van de zoon van de dienstmaagd, en verder van de natie. De zoon van de dienstmaagd of Ismaël beeldde, toen hij in het huis van Abraham of met Abraham was, het eerste redelijke van de Heer uit, zoals in de nrs. 2652, 2653, 2657, 2658 werd aangetoond. Maar nu trekt hij, na gescheiden te zijn, een andere uitbeelding aan, namelijk die van de geestelijke Kerk, nr. 2666; evenzo als eerder Loth deed, die, toen hij met Abraham was, de uiterlijke mens van de Heer uitbeeldde, nrs. 1428, 1429, 1434, 1547, 1597, 1598, 1698, maar toen hij van Abraham gescheiden was, de uiterlijke Kerk uitbeeldde en de vele staten van die Kerk, nrs. 2324, 2371, 2399, 2422, 2459 en in het gehele negentiende hoofdstuk van Genesis. Dat de natie het goede betekent, zie men in de nrs. 1159, 1258, 1259, 1260, 1416, 1849; hier het goede van het geloof, want het heeft betrekking op de geestelijke Kerk. Vandaar nu betekent ‘ook de zoon van de dienstmaagd zal Ik tot een natie stellen’ de geestelijke Kerk, die het goede van het geloof, dat wil zeggen, de naastenliefde, zou ontvangen. Het rijk van de Heer in de hemelen en op aarde is hemels en geestelijk, waarom de engelen onderscheiden zijn in hemelse en geestelijke, zie nrs. 202, 337; aan de hemelse engelen verschijnt de Heer als Zon, aan de geestelijke als Maan, nrs. 1053, 1521, 1529, 1530, 1531. Evenzo zijn de mensen onderscheiden in hemelse en in geestelijke. Zij die van de Oudste Kerk waren, die voor de vloed bestond, waren hemels, waarover in de nrs. 607, 608, 780, 895, 920, 1114-1125; maar zij die van de Oude Kerk waren, die na de vloed bestond, waren geestelijk, waarover in de nrs. 609, 640, 641, 765. Welk onderscheid er tussen deze Kerken bestond, zie men in de nrs. 597, 607;

en verder welk onderscheid tussen het hemelse en het geestelijk, in de nrs. 81, 1155, 1577, 1824, 2048, 2069, 2088, 2227, 2507.

De hemelsen zijn diegenen van wie de Heer het volgende zegt:

‘Hij roept Zijn eigen schapen bij naam en leidt ze uit; en wanneer Hij Zijn eigen schapen uitgedreven heeft, zo gaat Hij voor hen heen; en de schapen volgen Hem, overmits zij Zijn stem kennen’. De geestelijken zijn echter diegenen, van wie Hij dit zegt:

‘En Ik heb andere schapen, die van deze stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen en zij zullen Mijn stem horen en het zal worden één kudde en één herder’, (Johannes 10:3, 4, 16). Het is het goede van de liefde dat de hemelse Kerk maakt, maar het is het goede van het geloof dat de geestelijke Kerk maakt; het ware van het geloof maakt niet, maar leidt in.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2324

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2324. Dat de woorden ‘en Loth was zittende in de poort van Sodom’ degenen betekenen die in het goede van de naastenliefde zijn, maar in een uiterlijke eredienst, die hier Loth zijn en die onder de bozen zijn, maar afgescheiden van hen, hetgeen is ‘zitten in de poort van Sodom’, kan blijken uit de uitbeelding van Loth en uit de betekenis van de poort en ook van Sodom. Uit de uitbeelding van Loth; Loth beeldde, toen hij met Abraham was, het zinnelijke van de Heer uit, dus Zijn uiterlijke, zoals in het eerste deel werd aangetoond in de nrs. 1428, 1434, 1547; maar nu, van Abraham gescheiden, houdt Loth niet langer de uitbeelding van de Heer in, maar de uitbeelding van hen die bij de Heer zijn, namelijk de uiterlijke mens van de Kerk, die degenen zijn, die in het goede van de naastenliefde maar in de uiterlijke eredienst zijn; ja zelfs beeldt Loth in dit hoofdstuk niet alleen de uiterlijke mens van de Kerk uit of wat hetzelfde is, de uiterlijke Kerk, zoals ze in het begin is, maar ook zoals ze in haar voortgang is, en verder ook in haar einde; het is het einde van die Kerk, die wordt aangeduid door Moab en zonen van Ammon, zoals uit het verband van hetgeen volgt, door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, zal blijken. Het is in het Woord gewoon, dat één persoon verschillende staten uitbeeldt die op elkaar volgen en die beschreven worden door de achtereenvolgende handelingen van zijn leven. Uit de betekenis van de poort: een poort is datgene waardoor men een stad binnenkomt en waardoor men een stad uitgaat; dus betekent ‘zitten in de poort’ hier weliswaar bij de bozen zijn, maar toch van hen gescheiden; zoals het geval pleegt te zijn met de mensen van de kerk, die in het goede van de naastenliefde zijn; hoewel dezen met de bozen zijn, zijn zij niettemin van hen gescheiden, niet naar de burgerlijke samenleving, maar naar het geestelijke leven. Dat Sodom het boze in het algemeen betekent, of wat hetzelfde is, de bozen, vooral binnen de Kerk, is eerder in nr. 2322 gezegd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl