Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2001
2001. Dat er ‘God’ wordt gezegd, omdat door de God Schaddai, die Abram vereerde, de Heer werd uitgebeeld, en tevens omdat over het ware wordt gehandeld dat met het goede moet worden verbonden, blijkt duidelijk uit hetgeen eerder is gezegd. In het Woord wordt de Heer vaak Jehovah genoemd, vaak Jehovah God, verder de Heer Jehovah, en vaak God, en wel steeds om een in de innerlijke zin verborgen reden: waar over de liefde of het goede wordt gehandeld en over de hemelse Kerk, wordt gezegd Jehovah; waar echter over het geloof of over het ware wordt gehandeld en over de geestelijke Kerk, wordt gezegd God, en dit voortdurend. De reden hiervan is deze, dat het Zijn zelf van de Heer tot de liefde behoort, en het Zijn dat er uit voortvloeit, tot het geloof behoort, nrs. 709, 732. Hier wordt Hij daarom God genoemd, omdat er over het ware gehandeld wordt, dat met het goede moet worden verenigd; de andere reden is hier deze, dat de Heer uitgebeeld wilde worden door de God Schaddai die Abram vereerde, waarom aan de naam God in hetgeen volgt wordt vastgehouden, want in dit hoofdstuk wordt Jehovah slechts eenmaal genoemd en God herhaalde malen, zoals in vers 7, 8, 15, 18, 19, 22, 23.