Bible

 

Genesis 17:23

Studie

       

23 Toen nam Abraham zijn zoon Ismael, en al de ingeborenen van zijn huis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was onder de lieden van het huis van Abraham, en hij besneed het vlees hunner voorhuid, even ten zelfden dage, gelijk als God met hem gesproken had.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2016

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

2016. Ten aanzien van het feit dat van de Heer al het goede komt en al het ware daaruit; dit is een vaststaande waarheid. De engelen zijn in de innerlijke gewaarwording daarvan, zozeer, dat zij waarnemen, hoeveel van de Heer komt en dat het goed en waar is, en hoeveel van henzelf en dat dit boos en vals is. Zij bekennen dit ook voor de nieuw aangekomen zielen en voor de geesten die twijfelen; ja, meer nog, bekennen zij, dat zij door de Heer worden afgehouden van het boze en valse, dat uit hun eigen ik voortkomt en dat zij in het goede en ware worden gehouden. Dit afhouden zelf en de invloeiing zelf is ook voelbaar voor hen, men zie nr. 1614.

Dat de mens echter meent het goede uit zichzelf te doen en het ware uit zichzelf te denken, is schijn, daar hij in de staat van geen innerlijke gewaarwording is en in de diepste duisternis verkeert voor wat betreft de invloeiing. Vandaar maakt hij gevolgtrekkingen uit de schijn, ja zelfs uit de begoocheling waarvan hij zich niet laat afbrengen, zolang hij alleen aan de zinnen gelooft en zolang hij daarnaar redeneert of het zo is. Maar ofschoon het hiermee zo gesteld is, moet de mens toch het goede doen en het ware denken als uit zichzelf, want anders kan hij niet hervormd en wedergeboren worden; de reden waarom dit zo is, zie men in de nrs. 1937, 1947. In dit vers wordt gehandeld over het Menselijk Wezen van de Heer dat verenigd moest worden met het Goddelijk Wezen, en dat al het goede en ware op die wijze van het Goddelijk Wezen door Zijn Menselijk Wezen tot de mens zou komen. Dit is een Goddelijke verborgenheid die weinigen geloven omdat zij het niet begrijpen; want zij menen dat het Goddelijk goede tot de mens kan komen zonder het met het Goddelijke verenigde Menselijke van de Heer; dat dit echter niet zou kunnen geschieden is in het kort reeds eerder aangetoond in de nrs. 1676, 1990; namelijk dat de mens zich zozeer verwijderd heeft van het hoogste Goddelijke door de begeerten waarin hij zich onderdompelde en door de valsheden waarmee hij zich verblindde, dat nooit enige invloeiing van het Goddelijke in het redelijke van zijn gemoed zou plaats vinden, wanneer het niet zou geschieden door het Menselijke, dat de Heer in Zich zou verenigen met het Goddelijke. Door Zijn Menselijke is de gemeenschap bewerkt, want op deze wijze kon het hoogste Goddelijke tot de mens komen, hetgeen de Heer op vele plaatsen openlijk zegt, namelijk ‘dat Hij de weg is en dat er tot de Vader geen toegang is dan door Hem’. Dit nu is het, wat hier gezegd wordt ‘dat van Hem - namelijk van het met het Goddelijke verenigde Menselijke - al het goede en al het ware komt’.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl